Hoofdstuk 2 - Informeren naar de bus

Bij methode LOI Cursus Noors deel 2.1 aangemaakt op 10-06-2020 door vince en inmiddels 459 keer bekeken.
Leerjaar: 0

Vragen

kjære = lieve
være = zijn
her = hier
svær = groot, stevig
bær = bes
lun = luw
sur = zuur
full = vol
trupp = troep, gezelschap
sult = honger
ti = tien
kjerring = wijf
verk = fabriek
lærd = geleerd
ler = lacht
ber = vraagt
lyn = bliksm
syr = naait
lin = linnen
sier = zegt
fyll = vulsel
trykk = druk
sylte = inmaken, wecken
filt = vilt
trikk = tram
sild = haring
tyr = stier
lys(et( = licht
bry = moeite
tur = tocht
lus = luis
bru = brug
los = loods
dør = deur
søt = zoet
dørk = dek
høst = herfst
leir = kamp
pleie = verplegen
stein = steen
segl = zegel
tegl = baksteen
bregne = varen (plant)
egn = (land)streek
jeg = ik
meg = mij
deg = jou
seg = zich
høy = hoog
fløyte = fluit
støy = rumoer
bøye = buigen
døgn = etmaal
løgn = leugen
restaurant = restaurant
sau = schaap
pause = pauze
taus = zwijgzaam, stil
Europa = Europa
europeisk = Europees
lei = vervelend
vei = weg
leit = vervelend
snau = krap
maur = mier
sjau = zwaar werk
pauke = pauk
le = lachen
ve = wee
let! = zoek!
eie = bezitten
hei = hallo
neie = nijgen
snø = sneeuw
mør = mals
sjø = zee, meer
pøl = poel
staur = stok
trau = trog
tau = touw
li = (begroeide) berghelling
vi = wij
lit = vertrouwen
øye = oog
nøye = nauwkeurig
sne = sneeuw
mer = meer
sjel = ziel
peke = wijzen
ære = eer
stær = staar
trær = bomen
trøye = jack, trui
høyre = rechts
tøy = stof, goed