Hoofdstuk 1 - relationships, blz 9 t/m 11 + blz 13

Bij methode HCE Engels examenidioom deel 1 aangemaakt op 06-04-2023 door vince en inmiddels 218 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: vmbo-t

Vragen

infant = klein kind
minor = minderjarige
youth = jeugd
adolescent = puber
elderly = bejaarden
ancestor = voorouder
tribe = stam
guardian = voogd
to raise = opvoeden, grootbrengen
to bring up = opvoeden
to celebrate = vieren
honeymoon = huwelijksreis
engaged = verloofd
to date, to go steady = verkering hebben
to fancy = verliefd zijn op
mother-in-law = schoonmoeder
stepfather = stiefvader
single-parent family = eenoudergezin
marital problems = huwelijksproblemen
to split up, to break off = uitmaken, uit elkaar gaan
bachelor = vrijgezel
single = alleenstaand
to accompany = begeleiden
to share = delen
to look after = passen op, zorgen voor
gap = kloof
row = ruzie
to maintain = onderhouden
affection = genegenheid
faithful = trouw
to age = ouder worden
to resemble = lijken op
familiar = bekend
guestroom = logeerkamer
acquaintance = kennis
widow = weduwe
coffin = doodskist
funeral = begrafenis
orphan = wees
age = leeftijd
to turn = worden
childhood = kinderjaren
member of the family = gezinslid
Cousin = neef, nicht
niece = neef, nicht
adult = volwassene
to fall in love with = verliefd worden op
wedding = bruiloft
to divorce = scheiden
surname = achternaam
First name = voornaam
to stay with = logeren bij
neighbour = buren
neighbourhood = buurt