Hoofdstuk 2 - Basiscursus Duits
Bij methode online cursus Duits - 2 Les 2 aangemaakt op 27-01-2022 door FloorW en inmiddels 361 keer bekeken.
Leerjaar: 1
Vragen
twee = zwei tweede = zweit de kaart = die Karte de Bondesrepubliek = die Bundesrepublik grenzen aan = grenzen an het noorden = der Norden Denemarken = Dänemark zij = sie het zuiden = der Süden Oostenrijk = Österreich Zwitserland = Schweiz het westen = der Westen Nederland = die Niederlande België = Belgien Luxemburg = Luxemburg Frankrijk = Frankreich het oosten = der Osten Polen = Polen Tsjechië = tschechien liggen in = liegen in de Hanzestad = die Hansestadt de rivier = der Fluss liggen aan = liegen an heeft = hat hebben = haben negen = neun aangrenzend = angrenzend het land = das Land de landen = die Länder het landschap = die Landschaft verschillend = Verschieden van, door = von het meer = die See zich uitstrekken = reichen über het laagland = das Tiefland het middelgebergte = das Mittelgebirge de verhoging, de drempel = die Schwelle snel = schnell de autosnelweg = die Autobahn de autosnelwegen = die Autobahnen verbinden = verbinden de grote stad = die Großstadt de grote steden = die Großstädte met elkaar = miteinander het dialect = die Mundart horen = horen duidelijk = deutlich spreken = sprechen de moedertaal = die Muttersprache heel, helemaal = ganz weer = wieder ook = auch de zondag = der Sonntag de maandag = der Montag de dinsdag = der Dienstag de woensdag = der Mittwog de donderdag = der Donnerstag de vrijdag = der Freitag de zaterdag = der Samstag de zaterdag = der Sonnabend de week = die Woche het weekeinde = die Wochenende het jaar = das Jahr het uur = die Stunde het kwartier = die Viertelstunde de minuut = die Minute de seconde = die Sekunde