⦾ alles laten zien ⦿ alles verbergen ⇄ omdraaien ⤨ herhaal moeilijk ⤨ shuffle

Overhoren - Hoofdstuk 2 - Basiscursus Duits - 1

Overhoor jezelf! Bedenk wat het woordje moet zijn en typ het in of klik op . Geef vervolgens eventueel aan of je het goed had met of . Weet je het bijna? Vraag dan een hint met ?. Alles kan ook met het toetsenbord. Typ hiervoor de antwoorden in en gebruik de pijtjes.

Nederlands Duits
twee = ... ?
tweede = ... ?
de kaart = ... ?
de Bondesrepubliek = ... ?
grenzen aan = ... ?
het noorden = ... ?
Denemarken = ... ?
zij = ... ?
het zuiden = ... ?
Oostenrijk = ... ?
Zwitserland = ... ?
het westen = ... ?
Nederland = ... ?
België = ... ?
Luxemburg = ... ?
Frankrijk = ... ?
het oosten = ... ?
Polen = ... ?
Tsjechië = ... ?
liggen in = ... ?
de Hanzestad = ... ?
de rivier = ... ?
liggen aan = ... ?
heeft = ... ?
hebben = ... ?
negen = ... ?
aangrenzend = ... ?
het land = ... ?
de landen = ... ?
het landschap = ... ?
verschillend = ... ?
van, door = ... ?
het meer = ... ?
zich uitstrekken = ... ?
het laagland = ... ?
het middelgebergte = ... ?
de verhoging, de drempel = ... ?
snel = ... ?
de autosnelweg = ... ?
de autosnelwegen = ... ?
verbinden = ... ?
de grote stad = ... ?
de grote steden = ... ?
met elkaar = ... ?
het dialect = ... ?
horen = ... ?
duidelijk = ... ?
spreken = ... ?
de moedertaal = ... ?
heel, helemaal = ... ?
weer = ... ?
ook = ... ?
de zondag = ... ?
de maandag = ... ?
de dinsdag = ... ?
de woensdag = ... ?
de donderdag = ... ?
de vrijdag = ... ?
de zaterdag = ... ?
de zaterdag = ... ?
de week = ... ?
het weekeinde = ... ?
het jaar = ... ?
het uur = ... ?
het kwartier = ... ?
de minuut = ... ?
de seconde = ... ?

Klaar!