Hoofdstuk 12 - Economie, blz. 231
                Bij methode Basiswoordenschat - Nederlands en Scandinavisch  aangemaakt op 10-06-2020 door julia en inmiddels 649 keer bekeken.
            
                    Leerjaar: 2
                    Niveau: universiteit
            
Vragen
verpleging, verzorging = en vård verpleegkundige = en sjuksköterska specialist = en specialist -er chirurg = en kirurg -er röntgenfoto = en röntgenbild -er opereren = att operera opererade verdoven = att bedöva bedövade verdoving = en bedövning -ar onder narcose = under narkos bloedtransfusie = en blodtransfusion -er bewusteloos = medvetslös het bewustzijn verliezen = att förlora medvetandet förlorade in coma = i koma bijkomen, tot bewustzijn komen = att återfå medvetandet gehandicapt = handikappad gehandicapte = en handikappad -e handicap = ett handikapp X een invalide = en invalid -er invalide = invalidiserad genezen, beter maken = att bota botade ongeneeslijk = obotlig levensgevaarlijk = livsfarlig in levensgevaar verkeren = att vara i livsfara leven = ett liv X leven (ww) = att leva levde doodgaan aan = att dö av dog dött overlijden, sterven = att gå bort gick gått euthenasie = en aktiv dödshjälp overlijden, dood = en död dood = död sterfte = en dödlighet