Hoofdstuk 3 - Nederlands - Spaans 3.4
Bij methode Pasó Adelante 1 aangemaakt op 06-12-2023 door Marianne en inmiddels 139 keer bekeken.
Niveau: havo/vwo
Vragen
de ouders = los paders de vader = el padre de moeder = la madre de broer = el hermano de zus = la hermana de broers en zussen = los hermanos de opa = el abuelo de oma = la abuela de grootouders = los abuelos de tante = la tía de oom = el tío de oom en tante = los tíos de neef = el primo de nicht = la prima de neefjes en nichtje = los primos de leraar = el profesor de lerares = la profesora de klasgenoot = el/la compañero/-a de clase de familie = la familia luisteren (naar) = esuchar de muziek = la música vervelend, saai = aburrido/-a ouderwets = anticuado/-a aardig, sympathiek = simpático/-a Gefeliciteerd! = ¡Feliz cumpleaños! de verjaardag = el cumpleaños zondag = domingo Wat jammer! = ¡Qué pena! oké = vale altijd = siempre soms = a veces het haar = el pelo blond = rubio/-a dragen = llevar de baard = la barba grappig = gracioso/-a het huis = la casa voetbal (de sport) = el fútbol vandaag = hoy zin hebben in/om = tener ganas de de auto = el coche echt waar! = ¡De verdad! groot = grande klein = pequeño/-a Tot snel! = ¡Hasta pronto! de woonkamer = El salón de keuken = la cocina de begane grond = la planta baja de eerste verdieping = la primera baja de slaapkamer = el dormitorio de badkamer = el cuarte de baño de logeerkamer = el cuarto de invitados de zolder = el ático het terras = la terraza de televisie = la televisión De computer = el ordenador de plattegrond = el plano rood = rojo/-a blauw = azul wit = blanco/-a zwart = negro/-a roze = rosa groen = verde oranje = naranja lila = lila