Hoofdstuk 11 - H11 Spierstelsel

Bij methode Medische terminologie anatomie en fysiologie aangemaakt op 18-12-2021 door Ilse3504 en inmiddels 274 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: volwassenenonderwijs

Vragen

abductoren = spieren die een bepaald deel vh lichaam AF bewegen
adductoren = spieren die een bepaald deel vh lichaam TOE bewegen
antagonisten = spieren met een tegenovergestelde werking
contractie = samenstrekking
extensoren = strekspieren
fascie = peesblad: peesvlies dat de spier omhult
fexoren = buigspieren
innervatie = voorziening van weefsel met zenuwen
insertio = aanhechting: van de spierpees aan het beweeglijke skeletdeel
musculus = spier
origo = oorsprong: aanhechting van de spierpees aan het niet-beweeglijke skeletdeel
propriocepsis = positiezin; vermogen om de psoitie van eigen lichaamsdelen waar te nemen
spiertonus = spanningstoestand van een spier
synovia = gewrichtssmeer
tendo = pees
tendines = pezen
synergisten = spieren die elkaar ondersteunen in hun taak

BUIKSPIEREN
abdomen = buik
bekkenbodemspieren = spieren die de onderkant van de buikholte vormen
musculus levator ani = anusheffer
musculus obliquus externus abdominis = buitenste schuine buikspier
musculus obliquus internus abdominis = binnenste schuine buikspier
musculus rectus abdominis = rechte buikspier
musculus transversus abdominis = dwarse buikspier

bovenste extremiteit = boven- en onderarm
antebrachium = onderarm
brachium = bovenarm
flexoren en extensoren antebrachii = buig- en strekspieren van de onderarm
musculus biceps (brachii) = 2 hoofdige armspier, van schouderblad naar spaakbeen (voorkant)
musculus deltoideus = deltaspier, van sleutelbeen naar bovenarm
musculus triceps (brachii) = 3 hoofdige armspier, van schouderblad en bovenarm naar ellepijp/ulna (achterkant)

dorsum = rug
musculus latissimus dorsi = brede rugspier, hecht aan de borst- en lendenwervels/vertrebrea lumbales
musculus trapezius = monnikskapspier

facies = gelaat
mimische spieren = gelaatsspieren
musculus maasseter = wangkauwspier
musculus temporalis = slaapkauwspier

onderste extremiteit = boven- en onderbeen
musculus biceps femoris = tweehoofdige dijspier, loopt van de achterkant van het bekken naar het kuitbeen
musculus gastrocnemius = oppervlakkige kuitspier, loopt van de achterkant van het dijbeen via de achillespees naar de hiel
musculus gluteus maximus = grote bilspier, loopt van de achterkant van het darmbeen naar de achterkant van het dijbeen
musculus psoas = lendenspier, loopt van de voorkant van de lendenwervels naar het dijbeen
musculus quadriceps femoris = vierhoofdige dijspier, loopt van het dijbeen naar de voorkant van het scheenbeen

thorax = borstkas
diafragma = middenrif
musculi intercostales = tussenribspieren
musculus pectoralis major = grote borstspier
musculus pectoralis minor = kleine borstspier


atrofie = verschrompeling door (meestal) inactiviteit van een deel van het lichaam, zoals spier, huid
cardiomyopathie = ziekte van de hartspier
contractuur = verkorting van spieren, pezen en/of gewrichtskapsels
contractuur van Dupuytren = verschrompeling van bindweefsel in de handpalm waardoor de vingers in een buigstand worden gedwongen
dystrofie = aandoening die wordt gekenmerkt door slecht functionerend weefsel of het verval daaarvan
epicondylitis lateralis = tenniselleboog
epicondylitis medialis = golferselleboog
fibromyalgie = syndroom met chronische pijn en stijfheid van het bewegingsapparaat
hypertonie = verhoogde spierspanning
hypotonie = verlaagde spierspanning
hypertrofie = zeer sterke ontwikkeling van een spier of orgaan
hypotrofie = onvoldoende groei van een spier of orgaan
myalgie = spierpijn
polymyalgia rheumatica = reumatische polymyalgie, syndroom met spierontstekingen en spierpijn in schouder- en/of bekkengordel
tendinitis = ontsteking van een pees
tetanie = in aanvallen samentrekken van bepaalde spiergroepen, veroorzaakt door calciumgebrek in het bloed
ziekte van Duchenne = erfelijke spierziekte die bij jongens voorkomt