Hoofdstuk 10 - H10 H.10.6 Skelet
Bij methode Medische terminologie anatomie en fysiologie aangemaakt op 18-12-2021 door Ilse3504 en inmiddels 529 keer bekeken.
Leerjaar: 1
Niveau: volwassenenonderwijs
Vragen
acetabulum = heupkom anulus fibrosus = harde bindweefselring arcus = boog atlas = bovenste nekwervel axis = 2e nekwervel, draaier bursa = slijmbeurs calcaneus = hielbeen caput femoris = dijbeenkop caput humeri = kop van opperarmbeen carpus = handwortel cartilago = kraakbeen clavicula = sleutelbeen collum femoris = dijbeenhals condylus = knobbel (kniegewricht) corpus vertebrae = wervellichaam costa = rib cranium = schedel dens axis = uitsteeksel van de 2e halswervel, de draaier dens = tand dentes = tanden diafyse = middelste stuk van een pijpbeen epifyse = uiteinde van een pijpbeen discus intervertebralis = tussenwervelschijf epifysaire schijf = groeischrijf, laag kraakbeen tussen epi- en diafyse, waarin beide kanten de botgroei plaatsvindt extremiteit = ledemaat falanx = vinger -of teenkootje falangen = vinger -of teenkootjes femur = dijbeen femora = dijbenen fibula = kuitbeen fontanel = opening tussenschedelbeenderen bij baby's foramen magnum = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt genu = knie humerus = opperarmbeen hypofyse = een hormoonproducerende klier ligament = gewrichtsband malleolus = enkel mandibula = onderkaak manus = manus meatus acusticus externus = uitwendige gehoorgang medulla oblongata = verlengde merg meniscus = halvemaanvormig kraakbeenschijfje in de knie meniscussen = halvemaanvormige kraakbeenschijfjeS in de knieën menisci = halvemaanvormige kraakbeenschijfjeS in de knieën musculus quadriceps femoris = vierkoppige dijbeenspier nucleus pulposus = geleiachtige kern van de tussenwervelschijf olecranon = elleboog os = bot os frontale = voorhoofdbeen os occipitale = achterhoofdsbeen ossa parietalia = 2 wandbeenderen ossa temporalia = 2 slaapbeenderen os sphenoidale = wiggenbeen os temporale = slaapbeen os zygomaticum = jukbeen os parietale = wandbeen orbita = oogkas os lacrimale = neusbeen septum nasi = neustussenschot maxilla = bovenkaak os occipitale = achterhoofdsbeen processus mastoideus = tepelvormig uitsteeksel bij oor os ethmoidale = zeefbeen os illium = darmbeen os sacrum = heiligbeen os coccygis = staartbeen os ischii = zitbeen os pubis = schaambeen os nasale = neusbeen ossa zygomatica = jukbeenderen ossa lacrimalia = 2 traanbeentjes ossa carpi = handwortelbeentjes ossa palatina = 2 gehemelte beenderen ossa coxae = heupbeenderen ossa metacarpi = middenhandsbeentjes ossa metatarsi = middenvoetsbeentjes ossa tarsi = voetwortelbeentjes palatum durum = hard gehemelte palatum molle = zacht gehemelte patella = knieschijf pars petrosa = rotsbeen onderdeel van os temporale pelvis = bekken perichondrium = kraakbeenvlies periost = beenvlies radius = spaakbeen scapula = schouderblad sella turcica = turks zadel septum nasi = neustussenschot sinus frontalis = voorhoofdsholte sinus maxillaris = kaakholte spongiosa = sponsachtige deel van het pijpbeen in de epifyse sternum = borstbeen symfyse = verbinding tussen de 2 schaambeenderen synovia = gewrichtssmeer synoviaal vlies = stroperige vloeistof die als gewrichtssmeer (synovia) werkt talus = sprongbeen thorax = borstkas tibia = scheenbeen ulna = ellepijp vertebra = wervel vertebrae cervicales = nekwervels vertebrae thoracicae = borstwervels vertebrae lumbales = lendenwervels sutura = naadverbinding tussen schedelbeenderen gomphosis = tandkasverbinding syndsmose = bindweefselverbinding tussen scheen -en kuitbeen synchondrose = kraakbeen verbinding bv bekkenhelften truncus cerebri = hersenstam medulla oblongata = verlengde merg foramen magnum = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt foramen occiptale = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt lumbale regio = lendenstreek discus intervertebralis = tussenwervelschijf anulus fibrosus = harde bindweefsel ring nucleus pulposus = geleiachtige kern van de tussenwervelschijf vertebra = wervel vertebrae cervicales = 7 halswervels atlas = bovenste nekwervel axis = 2e nekwervel, draaier tuberculum anterius = voorste knobbel tuberculum posterius = achterste knobbel arcus anterior = voorste boog arcus posterior = achterste boog processus mastoideus = tepelvormig uitsteeksel processus tranversus = dwarsuitsteeksel processus spinosus = doornuitsteeksl corpus vertebrae = wervellichaam foramen vertebrale = wervelgat processus articularis cranialis = bovenste gewrichtsuitsteeksel processus transversus = dwarsuitsteeksel clavicula = sleutelbeen scapula = schouderblad humerus = opperarmbeen mediale epicondylus = binnenkant aanhechtingsknobbel van spieren aan gewricht/ golfers elleboog lateriale epocondylus = buitenkant aanhechtingsknobbel van spieren aan gewricht/ tennis elleboog radius = spaakbeen ulna = ellepijp carpus = handwortel ossa metacapalia = middenhandsbeentjes falangen = vingerkootjes claviculae = sleutelbeenderen scapulae = schouderbladen