Hoofdstuk 10 - H10 Skelet

Bij methode Medische terminologie anatomie en fysiologie aangemaakt op 18-12-2021 door Ilse3504 en inmiddels 312 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: volwassenenonderwijs

Vragen

acetabulum = heupkom
anulus fibrosus = harde bindweefselring
arcus = boog
atlas = bovenste nekwervel
axis = 2e nekwervel, draaier
bursa = slijmbeurs
calcaneus = hielbeen
caput femoris = dijbeenkop
caput humeri = kop van opperarmbeen
carpus = handwortel
cartilago = kraakbeen
clavicula = sleutelbeen
collum femoris = dijbeenhals
condylus = knobbel (kniegewricht)
corpus vertebrae = wervellichaam
costa = rib
cranium = schedel
dens axis = uitsteeksel van de 2e halswervel, de draaier
dens = tand
dentes = tanden
diafyse = middelste stuk van een pijpbeen
epifyse = uiteinde van een pijpbeen
discus intervertebralis = tussenwervelschijf
epifysaire schijf = groeischrijf, laag kraakbeen tussen epi- en diafyse, waarin beide kanten de botgroei plaatsvindt
extremiteit = ledemaat
falanx = vinger -of teenkootje
falangen = vinger -of teenkootjes
femur = dijbeen
femora = dijbenen
fibula = kuitbeen
fontanel = opening tussenschedelbeenderen bij baby's
foramen magnum = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt
genu = knie
humerus = opperarmbeen
hypofyse = een hormoonproducerende klier
ligament = gewrichtsband
malleolus = enkel
mandibula = onderkaak
manus = manus
meatus acusticus externus = uitwendige gehoorgang
medulla oblongata = verlengde merg
meniscus = halvemaanvormig kraakbeenschijfje in de knie
meniscussen = halvemaanvormige kraakbeenschijfjeS in de knieën
menisci = halvemaanvormige kraakbeenschijfjeS in de knieën
musculus quadriceps femoris = vierkoppige dijbeenspier
nucleus pulposus = geleiachtige kern van de tussenwervelschijf
olecranon = elleboog
os = bot
os frontale = voorhoofdbeen
os occipitale = achterhoofdsbeen
ossa parietalia = 2 wandbeenderen
ossa temporalia = 2 slaapbeenderen
os sphenoidale = wiggenbeen
os temporale = slaapbeen
os zygomaticum = jukbeen
os parietale = wandbeen
orbita = oogkas
os lacrimale = neusbeen
septum nasi = neustussenschot
maxilla = bovenkaak
os occipitale = achterhoofdsbeen
processus mastoideus = tepelvormig uitsteeksel bij oor
os ethmoidale = zeefbeen
os illium = darmbeen
os sacrum = heiligbeen
os coccygis = staartbeen
os ischii = zitbeen
os pubis = schaambeen
os nasale = neusbeen
ossa zygomatica = jukbeenderen
ossa lacrimalia = 2 traanbeentjes
ossa carpi = handwortelbeentjes
ossa palatina = 2 gehemelte beenderen
ossa coxae = heupbeenderen
ossa metacarpi = middenhandsbeentjes
ossa metatarsi = middenvoetsbeentjes
ossa tarsi = voetwortelbeentjes
palatum durum = hard gehemelte
palatum molle = zacht gehemelte
patella = knieschijf
pars petrosa = rotsbeen onderdeel van os temporale
pelvis = bekken
perichondrium = kraakbeenvlies
periost = beenvlies
radius = spaakbeen
scapula = schouderblad
sella turcica = turks zadel
septum nasi = neustussenschot
sinus frontalis = voorhoofdsholte
sinus maxillaris = kaakholte
spongiosa = sponsachtige deel van het pijpbeen in de epifyse
sternum = borstbeen
symfyse = verbinding tussen de 2 schaambeenderen
synovia = gewrichtssmeer
synoviaal vlies = stroperige vloeistof die als gewrichtssmeer (synovia) werkt
talus = sprongbeen
thorax = borstkas
tibia = scheenbeen
ulna = ellepijp
vertebra = wervel
vertebrae cervicales = nekwervels
vertebrae thoracicae = borstwervels
vertebrae lumbales = lendenwervels
sutura = naadverbinding tussen schedelbeenderen
gomphosis = tandkasverbinding
syndsmose = bindweefselverbinding tussen scheen -en kuitbeen
synchondrose = kraakbeen verbinding bv bekkenhelften
truncus cerebri = hersenstam
medulla oblongata = verlengde merg
foramen magnum = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt
foramen occiptale = achterhoofdsgat, waardoor het ruggenmerg de hersenen bereikt
lumbale regio = lendenstreek
discus intervertebralis = tussenwervelschijf
anulus fibrosus = harde bindweefsel ring
nucleus pulposus = geleiachtige kern van de tussenwervelschijf
vertebra = wervel
vertebrae cervicales = 7 halswervels
atlas = bovenste nekwervel
axis = 2e nekwervel, draaier
tuberculum anterius = voorste knobbel
tuberculum posterius = achterste knobbel
arcus anterior = voorste boog
arcus posterior = achterste boog
processus mastoideus = tepelvormig uitsteeksel
processus tranversus = dwarsuitsteeksel
processus spinosus = doornuitsteeksl
corpus vertebrae = wervellichaam
foramen vertebrale = wervelgat
processus articularis cranialis = bovenste gewrichtsuitsteeksel
processus transversus = dwarsuitsteeksel
clavicula = sleutelbeen
scapula = schouderblad
humerus = opperarmbeen
mediale epicondylus = binnenkant aanhechtingsknobbel van spieren aan gewricht/ golfers elleboog
lateriale epocondylus = buitenkant aanhechtingsknobbel van spieren aan gewricht/ tennis elleboog
radius = spaakbeen
ulna = ellepijp
carpus = handwortel
ossa metacapalia = middenhandsbeentjes
falangen = vingerkootjes
claviculae = sleutelbeenderen
scapulae = schouderbladen