Hoofdstuk 12
Bij methode Zenuwstelsel aangemaakt op 06-03-2021 door Delissen en inmiddels 457 keer bekeken.
Vragen
arachnoidea = spinnenwebvlies (middelste hersenvlies) paresthesie = stoornis in de gevoelswaarneming = axon = lange uitloper van neuron, geleidt de prikkel van cellichaam af cauda equina = paardenstaart - spinale zenuwen die caudaal uit de medulla spinalis treden en via het ruggenmergkanaal lager naar de periferie lopen cerebellum = kleine hersenen cerebrum = grote hersenen corpus callosum = hersenbalk cortex = (hersen) schors dendriet = korte uitloper van neuron, geleidt de prikkel naar cellichaam toe dura mater = harde hersenvlies (buitenste vlies) epidurale ruimte = ruimte buiten dura mater (ook in ruggenmergkanaal) ganglion = zenuwknop gliacellen = steunweefsel van zenuwstelsel hemisfeer = helft van grote hersenen hersenzenuwen = zenuwen die rechtstreeks uit de hersenen naar/van de periferie gaan/komen liquor cerebrospinalis = hersen- en ruggenmergvloeistof medulla oblongata = verlengde merg medulla spinalis = ruggenmerg meningen = hersenvliezen meninx = heesenvlies motorische baan = activerende zenuwbaan; van de hersenen af motorische baan = activerende zenuwbaan; van de hersenen af myelineschede = isolerende laag om neuriet myelineschede = isolerende laag om neuriet nervus = zenuw nervus = zenuw nervus vagus = tiende hersenzenuw behorend tot het autonome zenuwstelsel; reguleert o.a. het hartritme nervus vagus = tiende hersenzenuw behorend tot het autonome zenuwstelsel; reguleert o.a. het hartritme neuriet = lange uitloper van neuron (zenuwcel) neuron = zenuwcel parasympatisch = deel van het autonome zenuwstelsel dat ontspanning teweegbrengt pia mater = zachte hersenvlies (binnenste vlies) piramidebaan = motorische, kruisende ruggenmergbaan pons = deel van de hersenstam pulseren = kloppen schede van Schwann = dunne isolerende mantel rondom zenuwuitloper sensorische of sensibele baan = gevoelszenuwbaan: naar de hersenen toe spinaal = de wervelkolom betreffende sympatisch = deel van het autonome zenuwstelsel dat zorgt voor de mogelijkheid tot inspannen synaps = schakelplaats tussen twee zenuwcellen of tussen een zenuw- en een spiercel truncus encephali = hersenstam cerebri = hersenstam ventrikel = ruimte tussen hersenen waarin zich liquor cerebrospinalis bevindt (hersenkamer) ventrikel = ruimte tussen hersenen waarin zich liquor cerebrospinalis bevindt (hersenkamer) agnosie = verlies van het vermogen om personen, voorwerpen, geluiden etc te herkennen apraxie = verstoorde uitvoering van allerlei dagelijkse handelingen ataxie = coördinatiestoornis, vooral bij lopen cerebrovasculair accident (CVA) = beroerte clonische kramp = op elkaar volgende spierkrampen bij een epileptische aanval commotio cerebri = hersenschudding contusio cerebri = hersenkneuzing decorumverlies = verlies van gevoel en fatsoen dementie = verlies van hersenfuncties, zich uitend in o.a. geheugenstoornissen en denegratie van de persoonlijkheid dysartrie = gestoorde articulatie; onvermogen woorden goed uit te spreken encefalitis = hersenontsteking epilepsie = vallende ziekte glioom = tumor dat uitgaat van de gliacellen in het zenuwstelsel, met een doorgaans wijdvertakt ingroeipatroon hemiparese = gedeelte halfzijdige verlamming hemiplegie = volledige halfzijdige verlamming hernia nuclei pulposi (HNP) = breuk in de tussenwervelschijf, waardoor de geleiachtige kern uitpuilt en er druk op de (sensibele) achterwortel ontstaat hydrocefalus = waterhoofd insult = epileptische aanval ischias = pijn in het verloop van de nervus ischiadicus door druk op de uittredeplaats uit het ruggenmerg lumbago = lagerugpijn meningeoom = benigne gezwel van de meningen (hersenvliezen) meningitis = hersenvliesontsteking microcefalie = abnormaal kleine schedel, gepaard gaande met zwakzinnigheid multipele sclerose (MS) = chronische ziekte waarbij verhardingen optreden in de witte stof van het ruggenmerg en de hersenen neuritis = ontsteking van een zenuw neuropathie = aantasting van een of meer perifere zenuwen paralyse = verlamming paralyse = verlamming paraplegie = verlamming van beide zijden van het lichaam paraplegie = verlamming van beide zijden van het lichaam parese = onvolledige verlamming met als gevolg spierzwakte parese = onvolledige verlamming met als gevolg spierzwakte poliomyelitis = kinderverlamming poliomyelitis = kinderverlamming radiculaire prikkeling = prikkeling door druk op de radix (zenuwwortel) waardoor pijn in het verloop van de spinale zenuw ontstaat radiculaire prikkeling = prikkeling door druk op de radix (zenuwwortel) waardoor pijn in het verloop van de spinale zenuw ontstaat retrograde amnesie = geheugenverlies voor gebeurtenissen die zich voorafgaand aan het ongeval hebben afgespeeld retrograde amnesie = geheugenverlies voor gebeurtenissen die zich voorafgaand aan het ongeval hebben afgespeeld rigor = stijfheid rigor = stijfheid sclerosering = verharding sclerosering = verharding spina bifida = open rug spina bifida = open rug status epilepticus = toestand met aanhoudende epileptische ontladingen zonder dat tussendoor het bewustzijn terugkeert status epilepticus = toestand met aanhoudende epileptische ontladingen zonder dat tussendoor het bewustzijn terugkeert subarachnoïdaal hematoom = bloeding tussen arachnoidea en pia meter als gevolg van een trauma subarachnoïdaal hematoom = bloeding tussen arachnoidea en pia meter als gevolg van een trauma subarachnoïdale bloeding (SAB) = arteriële bloeding in de subarachnoïdale ruimte door een gebarsten aneurysma subarachnoïdale bloeding (SAB) = arteriële bloeding in de subarachnoïdale ruimte door een gebarsten aneurysma subduraal hematoom = bloeding tussen de dura mater en arachnoidea subduraal hematoom = bloeding tussen de dura mater en arachnoidea syndroom van Guillain-Barré = polyradiculoneuropathie, voorbijgaand, ontstekingsachtig beeld van motorische ruggenmergwortels met als gevolg o.a. spierverlammingen en andere uitvalsverschijnselen syndroom van Guillain-Barré = polyradiculoneuropathie, voorbijgaand, ontstekingsachtig beeld van motorische ruggenmergwortels met als gevolg o.a. spierverlammingen en andere uitvalsverschijnselen tonische kramp = heftige spiersamentrekking tijdens een epileptische aanval tonische kramp = heftige spiersamentrekking tijdens een epileptische aanval transiënte ischemische aanval (TIA) = voorbijgaande vernauwing van een bloedvat in de hersenen waardoor kortdurend verschijnselen ontstaan als van een licht CVA transiënte ischemische aanval (TIA) = voorbijgaande vernauwing van een bloedvat in de hersenen waardoor kortdurend verschijnselen ontstaan als van een licht CVA tremor = beven tremor = beven ziekte van Alzheimer = aandoening van de hersenen waarbij door ophopingen van een bepaald eiwit de hersencellen afsterven en de hersenfuncties achteruitgaan ziekte van Alzheimer = aandoening van de hersenen waarbij door ophopingen van een bepaald eiwit de hersencellen afsterven en de hersenfuncties achteruitgaan ziekte van Parkinson = ziektebeeld veroorzaakt door degeneratie van hersencellen met kenmerkende symptomen zoals tremor en bewegings- en evenwichtsproblemen ziekte van Parkinson = ziektebeeld veroorzaakt door degeneratie van hersencellen met kenmerkende symptomen zoals tremor en bewegings- en evenwichtsproblemen