Hoofdstuk 4 - Spijsverteringsstelsel anatomie fysiologie pathologie

Bij methode Anatomie en fysiologie aangemaakt op 25-02-2021 door Delissen en inmiddels 531 keer bekeken.

Vragen

abdomen = buik
amylase = zetmeelsplitsend enzym
anus = sluitspier aan het einde van het darmkanaal
appendix = wormvormig aanhangsel van de blindedarm
bicarbonaat = een zoutzuurneutraliserende stof
bilirubine = galkleurstof die ontstaat bij de afbraak van erytrocyten
caecum = blindedarm
cardia = maagingang
colon = dikke darm, karteldarm
colon ascendens = opstijgende deel van het colon
colon descendens = afdalende deel van het colon
colon transversum = dwarse deel van het colon
diafragma = middenrif
ductus choledochus = galafvoergang naar duodenum
ductus cysticus = galgang tussen de galblaas en de ductus choledochus
ductus pancreaticus = afvoergang naar de darm van alvleeskliersappen
duodenum = twaalfvingerige darm, proximale (eerste) deel van de dunne darm
eilandjes van Langerhans = celstructuren waar insuline en glucagon worden gevormd
epiglottis = strotklepje
erytrocyt = rode bloedcel
extrinsieke factor (van Castle) = vitamine B12
farynx = keelholte
fibrinogeen = stollingsfactor van bloed
gaster = maag
glandula parotidea = oorspeekselklier
glandula sublingualis = ondertongspeekselklier
glandula submandibularis = onderkaakspeekselklier
glandulae parotideae = oorspeekselklieren
glandulae submandibulares = onderkaakspeekselklieren
glandulae sublinguales = ondertongspeekselklieren
glucagon = pancreashormoon
hepar = lever
ileum = kronkeldarm, distale (laatste) deel van de dunne darm
insuline = pancreashormoon, heeft een bloedsuikerverlagende werking
intrinsieke factor van Castle = stof geproduceerd door het maagslijmvlies die het mogelijk maakt vitamine B12 uit de darm op te nemen in het lichaam
jejenum = nuchtere darm, mediale (middelste) deel van de dunne darm
lactase = melksuiker(lactose)splitsend enzym
leverhilum = plaats in de lever waar de arteria hepatica, vena portae en vena hepatica de lever binnenkomen en de ductus hepaticus de lever verlaat
lipase = vetsplitsend enzym
maltase = koolhydraatsplitsend enzym
mandibula = onderkaak
mandibula = onderkaak
maxilla = bovenkaak
maxilla = bovenkaak
mesenterium = buikvliesplooi die dient als ophangband voor de darmen en buikorganen
mesenterium = buikvliesplooi die dient als ophangband voor de darmen en buikorganen
oesofagus = slokdarm
oesofagus = slokdarm
pancreas = alvleesklier
pancreas = alvleesklier
papil van Vater = plaats waar de ductus pancreaticus en de ductus choledochus in het duodenum uitmonden
papil van Vater = plaats waar de ductus pancreaticus en de ductus choledochus in het duodenum uitmonden
pepsine = eiwitsplitsend enzym
pepsine = eiwitsplitsend enzym
peristaltiek = voortschrijdende samentrekking van glad spierweefsel in de wand van de tractus digestivus
peristaltiek = voortschrijdende samentrekking van glad spierweefsel in de wand van de tractus digestivus
peritoneum = buikvlies
peritoneum = buikvlies
protrombine = bloedstollingsfactor
protrombine = bloedstollingsfactor
pylorus = maaguitgang
pylorus = maaguitgang
rectum = endeldarm, laatste deel van de dikke darm
rectum = endeldarm, laatste deel van de dikke darm
resorptie = ooname van voedingsstoffen uit de darm in het bloed en de lymfe
resorptie = ooname van voedingsstoffen uit de darm in het bloed en de lymfe
sacharase = koolhydraatsplitsend enzym
sacharase = koolhydraatsplitsend enzym
sfincter = kringspier
sfincter = kringspier
sigmoïd = S-vormig deel van de dikke darm
sigmoïd = S-vormig deel van de dikke darm
trachea = luchtpijp
trachea = luchtpijp
trypsine = eiwitsplitsend enzym
trypsine = eiwitsplitsend enzym
uvula = huig
uvula = huig
absces = etterbuil, aanwezigheid van pus in een tevoren niet bestaande holte in het lichaam
adhesie = verkleving
anemie = bloedarmoede
anorexie = gebrek aan eetlust
appendicitis = ontsteking van het wormvormig aanhangsel
appendiculair infiltraat = lokale ontsteking om een ontstoken appendix
ascites = vochtophoping in de buikholte
bilirubine = galkleurstof, afbraakproduct van hemoglobine
cholecystitis = ontsteking van de galblaas
cholelithiasis = aanwezigheid van galstenen in galblaas en/of galwegen
colectomie = verwijdering van de hele dikkedarm
colitis ulcerosa = ontsteking van de wand van het colon met vorming van zweren
defecatie = stoelgang, het afgeven van ontlasting
défense musculaire = spierverzet, reflexmatige contractietoestand van de buikspieren bij prikkeling van het buikvlies
diarree = buikloop, dunne, frequente ontlasting
diverticulitis = ontsteking van een uitstulping van dikke darm of slokdarm
drukpunt van McBurney = plaats waar pijn wordt gevoeld bij een appendicitis ( op een derde van de afstand tussen de crista iliaca (bekkenkam) en de navel rechts)
dysenterie = ziekte die gepaard gaat met ontsteking van de dikke darm, de lozing van bloed en slijm en diarree
emesis = braken
enteritis regionalis = hardnekkig ontsteking van het darmslijmvlies (ziekte van Crohn)
feces = ontlasting
feces = ontlasting
flatulentie = winderigheid, ophoping van gas
flatus = wind, lozing van darmgas
gastritis = maagontsteking
gastro-enteritis = ontsteking van de mucosa van de maag, dunne darm en/of dikke darm
hematemesis = bloedbraken
hemorroïden = aambeien
hemorroïden = aambeien
hepatitis A, B, C = soorten leverontsteking, veroorzaakt door verschillende virussen (a, b , c)
hepatitis A, B, C = soorten leverontsteking, veroorzaakt door verschillende virussen (a, b , c)
hernia = breuk
hernia = breuk
hernia cicatricalis = littekenbreuk
hernia cicatricalis = littekenbreuk
hernia diaphragmatica = middenrifsbreuk
hernia diaphragmatica = middenrifsbreuk
hernia incarcerata = beklemde breuk
hernia incarcerata = beklemde breuk
hernia inguinalis = liesbreuk, uitstulping van het peritoneum door een zwakke plek in de buikwand, al of niet met een buikorgaan als inhoud
hernia inguinalis = liesbreuk, uitstulping van het peritoneum door een zwakke plek in de buikwand, al of niet met een buikorgaan als inhoud
hernia umbilicalis = navelbreuk
hernia umbilicalis = navelbreuk
hyperbilirubinemie = te hoog gehalte aan bilirubine in het bloed
hyperbilirubinemie = te hoog gehalte aan bilirubine in het bloed
icterus = geelzucht

icterus = geelzucht
ileus = belemmering van de darmpassage
ileus = belemmering van de darmpassage
koliek = aanval van heftige pijn in de buik door een kramptoestand van glad spierweefsel, gaat vaak gepaard met bewegingsdrang
koliek = aanval van heftige pijn in de buik door een kramptoestand van glad spierweefsel, gaat vaak gepaard met bewegingsdrang
levercirrose = verschrompeling van de lever, veroorzaakt door de vorming van bindweefsel na afbraak van levercellen
levercirrose = verschrompeling van de lever, veroorzaakt door de vorming van bindweefsel na afbraak van levercellen
levermetastase = uitzaaiing van een maligne proces in de lever
levermetastase = uitzaaiing van een maligne proces in de lever
levermetastase = uitzaaiing van een maligne proces in de lever
mechanische ileus = belemmering van de darmpassage door verstopping of afsnoering
mechanische ileus = belemmering van de darmpassage door verstopping of afsnoering
mechanische ileus = belemmering van de darmpassage door verstopping of afsnoering
melena = pikzwarte ontlasting die (afbraakproducten van) bloed bevat
melena = pikzwarte ontlasting die (afbraakproducten van) bloed bevat
melena = pikzwarte ontlasting die (afbraakproducten van) bloed bevat
nausea = misselijkheid
nausea = misselijkheid
nausea = misselijkheid
obstipatie = verstopping (trage ontlasting)
obstipatie = verstopping (trage ontlasting)
obstipatie = verstopping (trage ontlasting)
oesofagitis = ontsteking van de slokdarm
oesofagitis = ontsteking van de slokdarm
oesofagitis = ontsteking van de slokdarm
omentum = grote buiknet, buikvliesplooi, die vanaf de maag over de darmen verspreid ligt
pancreascarcinoom = maligne tumor van de pancreas
pancreatitis = ontsteking van de pancreas, alvleesklier
paralytische ileus = belemmering van de darmpassage door verlamming van de spieren in de darmwand
paratyfus = bacteriële darminfectie
peristaltiek = voortschrijdende samentrekkingen van maag- en darmwand
peritonitis = buikvliesontsteking
pyrosis = zuurbranden, brandend maagzuur
reflux = terugvloeiing
reponeren = weer op zijn plaats zetten, bijv het terugduwen van de inhoud van een breukzak of een schouder die uit de kom is
ructus = opboeren
schisis = splijting (van lip of gehemelte)
serumhepatitis = leverontsteking, hepatitis B
spastisch colon = prikkelbaredarmsyndroom, kramptoestand van het colon, vaak veroorzaakt door psychogene factoren
stenose = vernauwing
stoma = onnatuurlijk opening die een lichaamsholte met de buitenwereld verbindt
tractus digestivus = spijsverteringskanaal
ulcus = zweer
ulcera = zweren (meervoud)
ulcus duodeni = zweer in de wand van de twaalfvingerige darm
ulcus ventriculli = maagzweer
varices = spataders (meervoud)
varices = spataders (meervoud)
varix = spatader
varix = spatader
ziekte van Crohn = hardnekkige ontsteking van het darmslijmvlies (enteritis regionalis)
ziekte van Crohn = hardnekkige ontsteking van het darmslijmvlies (enteritis regionalis)