Hoofdstuk 13 - Zenuwstelsel
Bij methode Spierstelsel aangemaakt op 20-02-2021 door Delissen en inmiddels 467 keer bekeken.
Vragen
antagonisten = spieren met een tegenovergestelde werking contractie = samentrekking fascie = peesblad, peesvlies dat de spier omhult insertio = aanhechting: van de spierpees aan het beweeglijke skeletdeel musculus = spier origo = oorsprong: aanhechting van de spierpees aan het niet-beweeglijke skeletdeel spiertonus = spanningstoestand van een spier synergisten = spieren die elkaar ondersteunen in hun taak synovia = gewrichtssmeer tendo = pees tendines = pezen abdomen = buik bekkenbodemspieren = spieren die de onderkant van de buikholte vormen musculus levator ani = anusheffer musculus obliquus externus abdominis = buitenste schuine buikspier musculus obliquus internus abdominis = binnenste schuine buikspier musculus rectus abdominis = rechte buikspier musculus transversus abdominis = dwarse buikspier bovenste extremiteit = boven- en onderarm antebrachium = onderarm brachium = bovenarm flexoren en extensoren antebrachii = buig- en strekspieren van de onderarm musculus biceps (brachii) = tweehoofdige armspier, van schouderblad naar spaakbeen (voorkant) musculus deltoideus = deltaspier, van sleutelbeen naar bovenarm musculus triceps (brachii) = driehoofdige armspier, van schouderblad en bovenarm naar ellepijp (achterkant) dorsum = rug musculus latissimus dorsi = brede rugspier, hecht aan de borst- en lendenwervels facies = gelaat mimische spieren = gelaatsspieren musculus maasseter = wangkauwspier musculus temporalis = slaapkauwspier onderste extremiteit = boven- en onderbeen