Hoofdstuk 11 - Spierstelsel hoofdstuk 11
Bij methode Anatomie fysiologie aangemaakt op 15-02-2021 door Delissen en inmiddels 505 keer bekeken.
Vragen
antagonisten = spieren met een tegenovergestelde werking contractie = samentrekking fascie = peesblad, peesvlies dat de spier pmhult insertio = aanhechting, aanhechting van de spierpees aan het beweeglijke skeletdeel musculus = spier origo = oorsprong, aanhechting van de spierpees aan het niet-beweeglijke skeletdeel spiertonus = spanningstoestand van een spier synergisten = spieren die elkaar ondersteunen in hun taak synovia = gewrichtssmeer tendo = pees abdomen = buik bekkenbodemspieren = spieren die de onderkant van de buikholte vormen musculus levator ani = anusheffer musculus obliquus externus abdominis = buitenste schuine buikspier musculus obliquus internus abdominis = binnenste schuine buikspier musculus rectus abdominis = rechte buikspier musculus transversus abdominis = dwarse buikspier bovenste extremiteit = boven- en onderarm antebrachium = onderarm brachium = bovenarm flexoren en extensoren antebrachii = buig- en strekspieren van de onderarm musculus biceps (brachii) = tweehoofdige armspier, van schouderblad naar spaakbeen (voorkant) musculus deltoideus = deltaspier, van sleutelbeen naar bovenarm musculus triceps (brachii) = driehoofdige armspier, van schouderblad en bovenarm naar ellepijp (achterkant) dorsum = rug musculus latissimus dorsi = brede rugspier, hecht aan de borst- en lendenwervels facies = gelaat mimische spieren = gelaatsspieren mimische spieren = gelaatsspieren musculus masseter = wangkauwspier musculus masseter = wangkauwspier onderste extremiteit = boven- en onderbeen musculus temporalis = slaapkauwspier musculus temporalis = slaapkauwspier onderste extremiteit = boven- en onderbeen musculus biceps femoris = tweehoofdige dijspier, loopt van de achterkant van het bekken naar het kuitbeen musculus gastrocnemius = oppervlakkige kuitspier, loopt van de achterkant van het dijbeen via de achillespees naar de hiel (gastrokneemie-jus) musculus gluteus maximus = grote bilspier, loopt van de achterkant van het darmbeen naar de achterkant van het dijbeen (glutee-jus) musculus psoas = lendenspier, loopt van de voorkant van de lendenwervels naar het dijbeen musculus quadriceps femoris = vierhoofdige dijspier, loopt van het dijbeen naar de voorkant van het scheenbeen, in de pees ligt de knieschijf thorax = borstkas diafragma = middenrif musculi intercostales = tussenribspieren musculus pectoralis major = grote borstspier musculus pectoralis minor = kleine borstspier atrofie = verschrompeling door (meestal) inactiviteit van een deel van het lichaam, zoals spier, huid cardiomyopathie = ziekte van de hartspier contractuur = verkorting van spieren, pezen en/of gewrichtskapsels contractuur van Dupuytren (duupwietrè) = verschrompeling van bindweefsel in de handpalm waardoor de vingers in een buigstand worden gedwongen dystrofie = aandoening die wordt gekenmerkt door slecht functionerend weefsel of het verval ervan epicondylitis lateralis = tenniselleboog epicondylitis medialis = golferselleboog fibromyalgie = syndroom met chronische pijn en stijfheid van het bewegingsapparaat hypertonie = verhoogde (spier)spanning hypotonie = verlaagde (spier) spanning hypertrofie = zeer sterke ontwikkeling van een spier of orgaan hypotrofie = onvoldoende groei van een spier of orgaan myalgie = spierpijn polymyalgie rheumatica = reumatische polymyalgie, syndroom met spierontstekingen en spierpijn in schouder- en/of bekkengordel tendinitis = ontsteking van een pees tetanie = in aanvallen samentrekken van bepaalde spiergroepen, veroorzaakt door calciumgebrek in het bloed ziekte van Duchenne = erfelijke spierziekte die bij jongens voorkomt