Hoofdstuk 11 - Spierstelsel hoofdstuk 11

Bij methode Anatomie fysiologie aangemaakt op 15-02-2021 door Delissen en inmiddels 429 keer bekeken.

Vragen

antagonisten = spieren met een tegenovergestelde werking
contractie = samentrekking
fascie = peesblad, peesvlies dat de spier pmhult
insertio = aanhechting, aanhechting van de spierpees aan het beweeglijke skeletdeel
musculus = spier
origo = oorsprong, aanhechting van de spierpees aan het niet-beweeglijke skeletdeel
spiertonus = spanningstoestand van een spier
synergisten = spieren die elkaar ondersteunen in hun taak
synovia = gewrichtssmeer
tendo = pees
abdomen = buik
bekkenbodemspieren = spieren die de onderkant van de buikholte vormen
musculus levator ani = anusheffer
musculus obliquus externus abdominis = buitenste schuine buikspier
musculus obliquus internus abdominis = binnenste schuine buikspier
musculus rectus abdominis = rechte buikspier
musculus transversus abdominis = dwarse buikspier
bovenste extremiteit = boven- en onderarm
antebrachium = onderarm
brachium = bovenarm
flexoren en extensoren antebrachii = buig- en strekspieren van de onderarm
musculus biceps (brachii) = tweehoofdige armspier, van schouderblad naar spaakbeen (voorkant)
musculus deltoideus = deltaspier, van sleutelbeen naar bovenarm
musculus triceps (brachii) = driehoofdige armspier, van schouderblad en bovenarm naar ellepijp (achterkant)
dorsum = rug
musculus latissimus dorsi = brede rugspier, hecht aan de borst- en lendenwervels
facies = gelaat
mimische spieren = gelaatsspieren
mimische spieren = gelaatsspieren
musculus masseter = wangkauwspier
musculus masseter = wangkauwspier
onderste extremiteit = boven- en onderbeen
musculus temporalis = slaapkauwspier
musculus temporalis = slaapkauwspier
onderste extremiteit = boven- en onderbeen
musculus biceps femoris = tweehoofdige dijspier, loopt van de achterkant van het bekken naar het kuitbeen
musculus gastrocnemius = oppervlakkige kuitspier, loopt van de achterkant van het dijbeen via de achillespees naar de hiel (gastrokneemie-jus)
musculus gluteus maximus = grote bilspier, loopt van de achterkant van het darmbeen naar de achterkant van het dijbeen (glutee-jus)
musculus psoas = lendenspier, loopt van de voorkant van de lendenwervels naar het dijbeen
musculus quadriceps femoris = vierhoofdige dijspier, loopt van het dijbeen naar de voorkant van het scheenbeen, in de pees ligt de knieschijf
thorax = borstkas
diafragma = middenrif
musculi intercostales = tussenribspieren
musculus pectoralis major = grote borstspier
musculus pectoralis minor = kleine borstspier
atrofie = verschrompeling door (meestal) inactiviteit van een deel van het lichaam, zoals spier, huid
cardiomyopathie = ziekte van de hartspier
contractuur = verkorting van spieren, pezen en/of gewrichtskapsels
contractuur van Dupuytren (duupwietrè) = verschrompeling van bindweefsel in de handpalm waardoor de vingers in een buigstand worden gedwongen
dystrofie = aandoening die wordt gekenmerkt door slecht functionerend weefsel of het verval ervan
epicondylitis lateralis = tenniselleboog
epicondylitis medialis = golferselleboog
fibromyalgie = syndroom met chronische pijn en stijfheid van het bewegingsapparaat
hypertonie = verhoogde (spier)spanning
hypotonie = verlaagde (spier) spanning
hypertrofie = zeer sterke ontwikkeling van een spier of orgaan
hypotrofie = onvoldoende groei van een spier of orgaan
myalgie = spierpijn
polymyalgie rheumatica = reumatische polymyalgie, syndroom met spierontstekingen en spierpijn in schouder- en/of bekkengordel
tendinitis = ontsteking van een pees
tetanie = in aanvallen samentrekken van bepaalde spiergroepen, veroorzaakt door calciumgebrek in het bloed
ziekte van Duchenne = erfelijke spierziekte die bij jongens voorkomt