Farsi alle 3 basislijsten samen
Bij methode Farsi aangemaakt op 16-11-2020 door tineke-v10 en inmiddels 535 keer bekeken.
Vragen
Sochbat = spreken Chini = china Migonat = lezen Menevisat = schrijven Heiwon = dier Shakhs = personen Mardome = mensen Engliski = Engels Bebachsied = excuse me Dah = 10 Beest = 20 Siee = 30 Chehel = 40 Panjoh = 50 Sjaast = 60 Dars dadán = leren Zendegimikoniem = wonen in Bidur = wakker maken Misjoerat = wassen Soerat = gezicht Múí = haar Gies = nat Khushk = droog Tamiz = viez Kuja = waar Cheró = waarom Chee = wat Chon = omdat Chaand = hoeveel Meswák = tandenborstel Gamirdandon = tandpasta Boeroz = borstel Saboen = zeep Hóleh = handdoek Balesh = kussen Malofeh = bedlinnen Patoeh = deken Sobh begehr = goedemorgen Bada zor begehr = goedemiddag Aasr begehr = goedeavond Sjaab begehr = goedenacht Az = from Roez = dag Haftah = week sol = jaar Móh = maand Do shanbe = maandag Se shanbe = dinsdag Cháhár shanbe = woensdag Panj shanbe = donderdag Jome = vrijdag Shanbe = zaterdag Yek shanbe = zondag Bodoest = vrienden Shám = dinner Náhár = lunch Nástá/sophone = ontbijt Poiz = herfst Fasle = seizoen Zamistan = winter Tábistán = zomer Bahár = lente Angust-i-dast = vingers Angust-i-pay = tenen Dast = hand pay = voet Mazeje = smaken Mietsche = proeven Badi = slecht khúb = goed buy = ruiken ahle = van from moteshakerim = thank you goeshá madit = heet u welkom Dar = door in mihmón = gasten kar kardan = werken balzi mikonand = spelen madrese = klaslokaal bimorestón = ziekenhuis sachtemón = gebouw biroen = buiten dáchele = binnen aasr = avond sjabh = nacht ámá = maar niet nemigonat = niet lezen Migonat = lezen nemigorat = niet eten gazon migorat = eten wa = en ba = na after kha/kabl = voordat seisdah = 13 cháhárdah = 14 shjansdah = 16 phanjdah = 15 hefdah = 17 hezdah = 18 noezdah = 19 puliver = trui sjalvorejean = jeans kamarband = riem koetwah sjalwar = pak djurobe = sokken kheráwate = stropdas góhkesteri = aantrekken puside-ast = aanhebben bakí = links raft = rechts narange = oranje sjalwár = broek ghákestari = grijs banaafs = paars soerati = roze khagwe-i = bruin zaart = geel boer = blond djogandomi = grijs haar saardascht = koud gharmasch = warm goeroezneh = honger hebben tisnje = dorst hebben mariez = ziek gaste = moe man halam goeb ast = met mij gaat het goed hotat chetor ast = hoe gaat het met je pedar bezoerk = opa modar bezoerk = oma che arangi = welke kleur bebachehoie = kinderen