Hoofdstuk 4 - Criminaliteit GT
Bij methode Methode M 1 aangemaakt op 22-08-2022 door methodem en inmiddels 229 keer bekeken.
Leerjaar: 4
Niveau: vmbo-kgt
Vragen
Cassatie = Wanneer de officier van justitie of de verdachte het niet eens is met de uitspraak van het hoger beroep, kan men in cassatie gaan. De uitspraak wordt dan voorgelegd aan de Hoge Raad, die nogmaals naar de uitspraak kijkt. criminaliteit = Strafbare feiten die in de wet staan omschreven. gerechtshof = Wie het niet eens is met een uitspraak bij de rechtbank, gaat bij het gerechtshof "in hoger beroep". Daar behandelt een rechter de zaak opnieuw. Halt-straf = Een alternatieve straf voor jongeren om niet voor de rechter te hoeven komen. Hoge Raad = Hoogste rechterlijke instantie van Nederland. De Hoge Raad bekijkt enkel of op een zaak de juiste rechtsregels zijn toegepast. We noemen dit in cassatie gaan. Hoger beroep = Wanneer de officier van justitie of de verdachte het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank en zij deze zaak aan een hogere rechtbank nog eens willen voorleggen. Immateriële schade = Schade als gevolg van een strafbaar feit die moeilijk in waarde (geld) is uit te drukken, omdat je deze schade niet ziet. Denk hierbij aan verdriet van nabestaanden, trauma's van slachtoffers of een verbrand fotoalbum. Jeugdstrafrecht = Voor jongeren tussen 12 en 18 jaar gelden er andere rechtsregels dan voor volwassenen. Bijvoorbeeld: De rechtszaak is besloten voor publiek, er is een kinderrechter en de straffen zijn lager. Kantonrechter = Deze rechter behandelt lichte overtredingen en doet direct uitspraak. Hij/zij legt meestal een boete op. Legaliteitsbeginsel = Het principe dat je alleen vervolgd kan worden voor iets wat in de wet staat. Materiële schade = Schade als gevolg van een strafbaar feit waarvan de waarde te berekenen is. Denk aan een auto die in de brand wordt gestoken, de kosten van het ziekenhuis na een ongeluk of de diefstal van de nieuwste iPhone. Meervoudige Kamer = Drie rechters behandelen ernstige strafzaken. Doet pas na twee weken uitspraak en kan alle soorten straffen opleggen. misdrijf = Een ernstig strafbaar feit waar in de meeste gevallen een politierechter bij lichte misdrijven of een meervoudige kamer (een rechtbank met drie rechters) bij ernstige misdrijven beslist over de schuld en de strafmaat. officier van justitie = Werkt voor het openbaar ministerie. Leidt het politieonderzoek en brengt verdachten voor de rechter. Openbaar Ministerie = Organisatie die in Nederland belast is met het opsporen en vervolgen van verdachten van strafbare feiten. overtreding = Een strafbaar feit waarbij de gevolgen minder ernstig zijn, waardoor de straf vaak een geldboete is. Bijvoorbeeld: Een snelheidsovertreding. pleidooi = Het verhaal van de advocaat tijdens de rechtszaak, waarin hij uitlegt wat de verdachte tot het strafbare feit heeft gebracht en waarom de verdachte een bepaalde straf minder of niet zou moeten krijgen. politierechter = Rechter behandelt minder ernstige strafzaken (overtredingen en lichte misdrijven). Doet direct uitspraak en legt vooral geldboetes en taakstraffen op. Proces-verbaal = Alle verslagen en resultaten uit politieonderzoek naar aanleiding van een strafbaar feit komen samen in proces-verbaal. Rechtsbescherming = Rechten ter bescherming van de verdachte. Bijvoorbeeld: Recht om te zwijgen. Rechtsstaat = Een rechtsstaat is een land waarin de rechten van de burgers door de grondwet worden beschermd. regel = Een geschreven afspraak waar je je aan moet houden. Requisitoir = Het verhaal van de officier van justitie tijdens de rechtszaak waarin hij vertelt hoe hij tegen het strafbare feit aankijkt en welke straf hij hiervoor eist. schikken = Een beslissing van de officier van justitie om niet tot vervolging over te gaan, maar te "schikken". De officier kiest voor een middenweg, door middel van een geldboete. Seponeren = Een beslissing van de officier van justitie om de zaak te laten rusten. Er volgt geen rechtszaak. Strafbeschikking = Mogelijkheid van de officier van justitie om zelf een straf op te leggen. Dit kan alleen wanneer verdachte schuld bekent en het onomstotelijk vaststaat dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd. Veelvoorkomende criminaliteit = Vormen van criminaliteit die veel vóórkomen. Bijvoorbeeld diefstal, vernieling en lichte geweldsdelicten. vervolgen = Een beslissing van de officier van justitie waarbij een zaak voor de rechter wordt gebracht. vonnis = Een uitspraak van een rechter.