Hoofdstuk 3 - Politiek BASIS

Bij methode Methode M 1 aangemaakt op 22-08-2022 door methodem en inmiddels 173 keer bekeken.
Leerjaar: 3 Niveau: vmbo-bb

Vragen

Algemeen belang = Iets waar (een groot deel) van de samenleving voordeel uit haalt.
ambtenaar = Iemand die werkt voor de overheid. Bijvoorbeeld: ambtenaar op het gemeentehuis, ministerie. Maar ook de politie of het leger.
Compromis = Twee of meer partijen komen tot een besluit door hun standpunten op elkaar af te stemmen.
conservatief = Conservatief betekent behouden. Niet zo snel willen veranderen. Conservatieve politieke partijen willen vasthouden aan tradities.
grondwet = De belangrijkste wet van een rechtsstaat. Hierin staat dat de macht van de overheid is beperkt en hierin staan de grondrechten van burgers vastgelegd.
Kabinet = Het kabinet (bestaande uit de ministers en staatssecretarissen) houdt zich bezig met het dagelijks bestuur van Nederland.
Links (politiek) = Linkse standpunten in de politiek zijn standpunten die zorgen voor gelijkheid van mensen. De overheid moet ervoor zorgen dat mensen gelijke kansen krijgen, ook als dit nadelig is voor sommige mensen.
Lobbyen = Sommige organisaties of mensen proberen belangrijke politieke beslissingen te beïnvloeden. Dit noemen we lobbyen.
macht = Macht is het kunnen sturen van andermans gedrag.
minister = De baas van een ministerie (een afdeling van de overheid). Bijvoorbeeld: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
minister-president = De hoogste bestuurder van Nederland. Hij is de voorzitter van het kabinet.
parlement = De Eerste en Tweede Kamer samen noemen we het parlement. Zij maken en stemmen over wetten.
Parlementaire democratie = Een land waarin wetten worden gemaakt door het parlement. De leden van het parlement worden gekozen door de burgers.
plicht = Wetten en regels waar je je aan moet houden.
politiek = Alles wat met het besturen van het land, de provincie of gemeente te maken heeft.
Politieke partij = Een politieke partij is een groep mensen met dezelfde ideeën over allerlei onderwerpen, zoals economie, defensie en onderwijs etc.
pressiegroep = Een groep die opkomt voor één belang. Bijvoorbeeld: WarChild en GreenPeace.
progressief = Progressief betekent willen vernieuwen en veranderen. In de politiek proberen progressieve partijen te zorgen dat mensen veel persoonlijke vrijheid hebben.
rechten = Wetten en regels waar je gebruik van mag maken. Bijvoorbeeld: Recht op vrijheid van godsdienst.
Rechts (politiek) = Rechtse standpunten in de politiek zijn standpunten die staan voor de vrijheid van mensen. Mensen moeten zoveel mogelijk kunnen doen wat ze zelf willen, zonder dat de overheid zich ermee bemoeit. Ook als dit nadelig is voor sommige mensen.
Rechtsstaat = Een rechtsstaat is een land waarin de rechten van de burgers door de grondwet worden beschermd.
Staatssecretaris = Een onderminister die verantwoordelijk is voor een deel van een ministerie Bijvoorbeeld: Staatssecretaris van Financiën.
Tweede kamer = Een groep van 150 volksvertegenwoordigers die wetten maakt en erover stemt.
Volksvertegenwoordiger = Personen, gekozen door een deel van de bevolking, die wetten maken en over wetten stemmen.