Hoofdstuk 2 - Mediawijs GT
Bij methode Methode M 1 aangemaakt op 22-08-2022 door methodem en inmiddels 241 keer bekeken.
Leerjaar: 3
Vragen
Agendafunctie = Een onderwerp onder de aandacht te brengen bij burgers of bij de politiek. Algoritme = Een automatisch gestuurd proces dat ervoor zorgt dat de informatie persoonlijk op je wordt afgestemd. Bijvoorbeeld Google stemt haar zoekresultaten op je persoonlijke voorkeuren af. Beeldvorming = De gedachtes die ontstaan bij iets of iemand. Hierdoor ontstaan mogelijk vooroordelen en stereotypes. Bijvoorbeeld: Hoe vorm je een beeld van migranten? Bronnen = Een plek waar informatie vandaan komt. Bijvoorbeeld: Een ooggetuige of een krantenartikel. Burgerjournalistiek = Als burgers die van beroep geen journalisten zijn, nieuwsberichten gaan verzamelen en opschrijven. Commercieel = Met het doel om winst te maken. communicatie = Het overbrengen van een boodschap. cookies = Een cookie is een bestandje met persoonlijke informatie die een website of app op jouw computer achterlaat. doelgroep = Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) waar bedrijven zich op richten. Bijvoorbeeld: Een speelgoedreclame die zich richt op kinderen. Filterbubbel = Mensen krijgen alleen informatie te zien die (door middel van algoritmes) persoonlijk op ze is afgestemd. identiteit = Kenmerkende eigenschappen van iets of iemand. Infotainment = Informatie die op een leuke manier wordt gebracht. Journalisten = Journalisten zijn mensen die berichten maken over belangrijke gebeurtenissen in de samenleving. Kwaliteitsjournalistiek = Journalistiek waarbij de informatie zeer betrouwbaar is en die vooral gericht is op het informeren van mensen. massamedia = Media die met hun boodschap zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken. media = Bedrijven die zich bezighouden met het overbrengen van informatie. Medialandschap = Alle mediabedrijven van Nederland. Medialisering = Het proces waarin de media een steeds grotere rol spelen in ons leven. medium = Een middel om informatie over te dragen. Bijvoorbeeld: Krant, telefoon of televisie. Meervoud: media. Meningsvormende functie = Als een mediabericht als functie heeft om jouw mening te vormen en veranderen. Persbureau = Een organisatie die nieuws verzamelt vanuit verschillende landen, personen en bedrijven, en dit nieuws verkoopt aan kranten of televisie-omroepen. Persconcentratie = Verschillende mediamerken die onder één eigenaar of bedrijf vallen. Populaire journalistiek = Journalistiek waarbij het doel is dat informatie mensen ook moet vermaken. privacy = De vrijheid om te kiezen om persoonlijke informatie wel of niet te delen. redactie = Een groep journalisten die samen beslissen welke nieuwsberichten in de media of op het journaal komen. Roldoorbrekend gedrag = Wanneer iemand ander gedrag vertoont dan logischerwijs bij zijn rol past. Bijvoorbeeld: Een leraar die zijn les in straattaal begint. Rolpatroon = Je gedragen precies zoals van jou (in je rol) wordt verwacht. Bijvoorbeeld: De rol van ouder: ouders gedragen zich volwassen in het bijzijn van hun kind. Selectieve waarneming = Het onbewust keuzes maken over welke informatie je tot je neemt. Socialiserende functie = Het overbrengen van de waarden, normen en gewoonten. Media hebben ook een socialiserende functie, zij doen aan cultuuroverdracht. stereotype = Een stereotype is een overdrijving, een uitvergroting als kenmerk voor een hele groep. verslaggever = Een journalist die vaak de deur uit is, en ter plekke reportages maakt. Waakhondfunctie = Functie van de journalistiek om te controleren of de overheid, organisaties en bedrijven zich aan de regels houden.