Hoofdstuk 1 - Samenleving BASIS
Bij methode Methode M 1 aangemaakt op 22-08-2022 door methodem en inmiddels 258 keer bekeken.
Leerjaar: 3
Niveau: vmbo-kbl
Vragen
Aangeboren eigenschappen = Eigenschappen die je vanaf je geboorte hebt, zoals uiterlijke kenmerken en karaktereigenschappen. Aangeleerde eigenschappen = Eigenschappen die je gedurende je opvoeding krijgt aangeleerd. belangen = Iets waar je voordeel uithaalt. Belangentegenstelling = Wanneer verschillende belangen niet met elkaar overeenkomen. cultuur = Een groep met gemeenschappelijke kenmerken, zoals waarden, normen, gewoonten, tradities en feestdagen. discriminatie = Iemand in een gelijk geval, ongelijk behandelen. Dominante cultuur = Een overheersende cultuur binnen een samenleving. feestdag = Een dag in het jaar waarin de samenleving een gemeenschappelijke gebeurtenis viert. Bijvoorbeeld: Koningsdag. gelijkwaardig = Mensen zijn in de basis gelijk. Integratie = Je grotendeels aanpassen aan de dominante cultuur in de samenleving waar je woont, met behoud van je eigen cultuur. kansarm = Minder kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie. Kansrijk = Meer kansen hebben voor verbetering van je maatschappelijke positie. Maatschappelijke positie = De plek die je inneemt in de samenleving, gebaseerd op je inkomen, opleiding, functie en/of beroep. migrant = Een migrant is iemand die oorspronkelijk niet uit Nederland komt. Minderheden = Groepen die afwijken van de meerderheid in een samenleving. Bijvoorbeeld: Migranten, homoseksuelen en mensen met een handicap. Multiculturele samenleving = Een samenleving bestaande uit mensen met verschillende afkomsten. Normen = Een gedragsregel. Vaak een uiting van een waarde. Samenleven = Een groep mensen die bij elkaar woont en daarom met elkaar moet omgaan. Sociale ongelijkheid = Mensen hebben ongelijke kansen: sommige mensen zijn kansarm, en anderen zijn kansrijk. Socialisatie = Het levenslange proces van omgang met anderen, waardoor iemand zich de cultuur van een groep of samenleving eigen maakt. Subcultuur = Een cultuur die bij een kleine groep hoort. Bijvoorbeeld: De Surinaamse gemeenschap of de jeugdcultuur gothics. Theorie van selectieve perceptie = Doordat iedereen anders naar de wereld kijkt, geloven en zien mensen alleen informatie in de media als deze informatie bij hun referentiekader past. vooroordeel = Een oordeel (mening) geven over iets of iemand, zonder dat je dit doet op basis van feiten. Waarden = Dat wat voor iemand belangrijk is. Uitgedrukt in één woord. Bijvoorbeeld: Gezondheid, betrouwbaarheid, gelijkheid etc. Wetten = Geschreven regels gemaakt door de overheid.