⦾ alles laten zien ⦿ alles verbergen ⇄ omdraaien ⤨ herhaal moeilijk ⤨ shuffle

Overhoren - Verba 1 -

Overhoor jezelf! Bedenk wat het woordje moet zijn en typ het in of klik op . Geef vervolgens eventueel aan of je het goed had met of . Weet je het bijna? Vraag dan een hint met ?. Alles kan ook met het toetsenbord. Typ hiervoor de antwoorden in en gebruik de pijtjes.

Nederlands Latijn
amāre, ~ō: beminnen; houden van = ... ?
certāre, ~ō: strijden = ... ?
clāmāre, ~ō: roepen = ... ?
cūrāre, ~ō: zorgen; zorgen voor = ... ?
dare, ~ō: geven = ... ?
exspectāre, ~ō: (op)wachten; verwachten = ... ?
intrāre, ~ō: binnengaan = ... ?
nāvigāre, ~ō: varen = ... ?
nūntiāre, ~ō: melden = ... ?
pugnāre, ~ō: vechten = ... ?
rogāre, ~ō: vragen = ... ?
spērāre, ~ō: hopen op = ... ?
stāre, ~ō: staan; blijven staan = ... ?
monēre, ~eō: waarschuwen = ... ?
habēre, ~eō: hebben; beschouwen als = ... ?
timēre, ~eō: vrezen; bang zijn = ... ?
vidēre, ~eō: zien = ... ?
prōvidēre, ~eō: voorzien; zorgen voor = ... ?
tegere, ~ō: bedekken; beschermen = ... ?
cēdere, ~ō: gaan; wijken = ... ?
accēdere, ~ō: naderen = ... ?
discēdere, ~ō: uiteengaan; weggaan = ... ?
prōcēdere, ~ō: vooruitgaan = ... ?
dūcere, ~ō: leiden = ... ?
addūcere, ~ō: brengen naar = ... ?
dēdūcere, ~ō: naar beneden brengen; wegbrengen = ... ?
pōnere, ~ō: plaatsen; neerleggen = ... ?
compōnere, ~ō: samenplaatsen; opstellen = ... ?
dēpōnere, ~ō: neerleggen = ... ?
expōnere, ~ō: buitenzetten; uiteenzetten = ... ?
impōnere, ~ō: plaatsen op; opleggen = ... ?
dīcere, ~ō: zeggen; spreken = ... ?
mittere, ~ō: zenden; laten gaan = ... ?
dīmittere, ~ō: wegzenden; laten gaan = ... ?
expellere, ~ō: verdrijven = ... ?
extrahere, ~ō: uittrekken = ... ?
incidere, ~ō: vallen op; voorvallen = ... ?
metuere, ~ō: vrezen = ... ?
repetere, ~ō: teruggaan naar; terugvragen; herhalen = ... ?
audīre, ~iō: horen; luisteren naar = ... ?
dormīre, ~iō: slapen = ... ?
fīnīre, ~iō: beëindigen; begrenzen = ... ?
venīre, ~iō: komen = ... ?
convenīre, ~iō: samenkomen; overeenkomen = ... ?
pervenīre, ~iō: bereiken = ... ?
capere, ~iō: (in)nemen; krijgen = ... ?
accipere, ~iō: ontvangen; vernemen = ... ?
excipere, ~iō: uitnemen; opvangen = ... ?
cōnspicere, ~iō: bekijken; bemerken = ... ?
respicere, ~iō: omkijken; rekening houden met = ... ?
rapere, ~iō: grijpen; roven = ... ?
corripere, ~iō: vastgrijpen; meesleuren = ... ?
ēripere, ~iō: wegrukken = ... ?
iacere, ~iō: werpen = ... ?
dēicere, ~iō: naar beneden werpen; verdrijven = ... ?
facere, ~iō: maken; doen = ... ?
perficere, ~iō: voltooien = ... ?
dīgredī, ~ior: uiteengaan; weggaan = ... ?
ēgredī, ~ior: buitengaan = ... ?
ingredī, ~ior: binnengaan; beginnen = ... ?
prōgredī, ~ior: verdergaan = ... ?
inquit, ~ō: zegt hij/zij = ... ?
precārī, ~o: smeken = ... ?
vidērī, ~eor: schijnen = ... ?
committere, ~ō: begaan; toevertrouwen; beginnen = ... ?
dīvidere, ~ō: verdelen = ... ?
iungere, ~ō: verbinden = ... ?
parcere, ~ō: sparen = ... ?
tendere, ~ō: spannen; streven; gaan = ... ?
trahere, ~ō: trekken; rekken = ... ?
conicere, ~iō: bijeenwerpen; bijeenbrengen = ... ?
effugere, ~iō: wegvluchten = ... ?
inicere, ~iō: werpen naar; opwerpen = ... ?
cōnsulere, ~ō: beraadslagen; raadplegen; zorgen voor = ... ?
creāre, ~ō: scheppen; benoemen tot = ... ?
vītāre, ~ō: vermijden = ... ?
carpere, ~ō: plukken = ... ?
cōnstituere, ~ō: opstellen; vaststellen = ... ?
perlegere, ~ō: helemaal lezen = ... ?

Klaar!