Begrippenlijst

Bij methode Christelijke dogmatiek aangemaakt op 06-05-2021 door marjolijngeven en inmiddels 379 keer bekeken.
Niveau: hbo/universiteit

Vragen

Hellenisme = aanduiding voor de invloed van de Griekse cultuur, die haar hoogtepunt had rond de eerste eeuw.
Hermeneutics of faith = een benadering van de tekst die uitgaat van de betrouwbare betekenis en intentie ervan.
hermeneutics of suspicion = een benadering van de tekst die die de voor de hand liggende betekenis ervan wantrouwt en verborgen betekenissen of belangen poogt te ontdekken.
Hermeneutiek = studie naar het verstaan, het begrijpen vakteksten, beelden etc. en naar adequate betekenisoverdracht.
Hermeneutische methode = uitgaand van gezaghebbende teksten en uitspraken zoeken naar wat deze in de kern te zeggen hebben.
Historische theologie = vakgebied binnen de theologie dat zich richt op de ontwikkeling van de kerk en haar belijden door de eeuwen heen.
Historisch gezag = aanvaarding van bijbelse gegevens als historisch betrouwbaar en echt gebeurd.
Historisch-kritische methode = systematisch onderzoek van bijbelteksten om zo hun bronnen en overlevering vast te stellen; daarbij wordt de Bijbel benaderd als ieder ander boek, zonder beroep op bovennatuurlijke factoren.
holocaust = letterlijk 'totaal verbrand', brandoffer, aanduiding voor de gruwelijke Jodenvervolging door het naziregime in de twintigste eeuw; de Joden zelf prefereren de term Shoah.
Homo-oesios = van hetzelfde wezen, essentieel gelijk
Hypostasis = persoon (Grieks), oorspronkelijk masker
Hypostatische unie = de eenheid van twee naturen in een persoon
Iconoclasme = Beweging in de oosterse kerk die gekant was tegen iconen uit vrees voor afgoderij.
icoon = afbeelding van Christus, Maria of een heilige, geschilderd volgens vaste regels.
Identity markers = Sabbath, besnijdenis, spijswetten etc. als onderscheidende kenmerken van het volk Israël als Gods uitverkoren volk.
Idolatrie = afgodendienst
Illuminatie = Verlichting van de gelovigen door de Geest van God
Immanent = Het tijdelijke of veranderlijk, te ervaren in de menselijke tijd en ruimte.
Imago Dei = Beeld Gods waarnaar de mens geschapen is.
Immanente triniteit = God die in zijn wezen van eeuwigheid Vader, Zoon en Geest is.
Immanuel = God met ons
Imputatie = het lijden en sterven van Jezus komen de mens ten goede in de vorm van vergeving, terwijl het volmaakte leven dat Jezus leidde mij wordt toegerekend als gerechtigheid.
Incarnatie = Menswording (letterlijk ' in het vlees komen').
Inclusivisme = Andere religies kunnen dankzij de genade van Christus ook delen in de Genade (anonieme christenen).
Initial evidence = opvatting binnen kringen van pinkstergemeenten dat het spreken in tongen het bewijs is van het ontvangen hebben van de doop met de Heilige Geest.
In nobis = In ons: het heil dat door de Geest in ons worst uitgewerkt.
inspiratie = Bijzondere leiding van de Geest bij het tot stand komen van Gods openbaring en de boekstaven daarvan in de Schrift.
Intelligent design = De opvatting dat de kenmerken van het heelal verwijzen naar een hoogste Intelligentie.
Jeshua = Hebreeuwse jongensnaam, betekenis: ' De Heer redt'.
Juridische (objectieve) verzoening = Verzoeningsleer waarin benadrukt wordt dat de gerechtvaardigde toorn van God is gestild en aan de eisen van Gods recht is voldaan.
Kairos = Het beslissende tijdstip
Karma = Hindoeïstisch/boeddhistisch begrip, letterlijk 'handeling' of 'actie'; centraal staat de wet van oorzaak en gevolg met het oog op dit leven en volgende levens (reïncarnatie).
Kataphatische theologie = Theologie die stellige uitspraken over God doet, in tegenstelling tot apophatische theologie
Katoliciteit = Vertaling van het Griekste Katholikos, ' over het geheel', tijd en ruimte omspannend.