Hoofdstuk 2 - ma vie, ma santé

Bij methode grandes lignes 5 aangemaakt op 30-11-2022 door morgblob en inmiddels 281 keer bekeken.
Leerjaar: 5 Niveau: vwo

Vragen

la galère = de nare situatie
l'emploi = du temps m	het rooster
charge = vol
les affaires = de spullen
élevé = hoog (van niveau)
le redoublement = het zitten blijven
avouer = bekennen, toegeven
avoir honte de = zich schamen voor
ne t'en fais pas = maak je niet druk
se démoraliser = zich laten ontmoedigen
raccrocher = ophangen
s'en sortir = eruit komen
garder le moral = positief blijven
à peine = nauwelijks
la peine = de moeite
quand même = toch
compréhensif = begripvol
se rendre compte = zich realiseren
l'apprentissage = het leren
exiger = (ver)eisen
la moyenne = het gemiddelde
tendu = gespannen
la réussite = het slagen/succes
échouer = falen
l'attente = de verwachting
accessible = toegankelijk
juger = (ver/be)oordelen
gérer = beheren
satisfaire = tevreden stellen
ne … que = slechts
alors que = terwijl
d'où = waarvandaan
la portée = het bereik
indiquer = aangeven
la pression = de druk
de twijfel = le doute
de spreekbeurt = l'exposé
bekennen, toegeven = avouer
blijven zitten = redoubler
doordraaien = flipper
De mensen = les gens
in vertrouwen nemen = se confier à
eruit komen = s'en sortir
positief bijven = garder le moral
vol = charge
het rooster = l'emploi du temps
het doel = le but/l'objectif
de verwachting = l'attente
toegankelijk = accessible
slagen = réussir
tegen elke prijs = à tout prix
(ver)eisen = exiger
uitrusten = se reposer
bevallen = plaire à
(be)leven = vivre
veroordelen = juger
slechts = ne … que
terwijl = alors que
Wanneer ik me gestrest voel, ik … = Lorsque je ressens du stress, je …
Om bestand te zijn tegen …, ik … = Pour faire face à …, je …
Wat ik zou doen, dat is = Ce que je ferais, c'est
Je hoeft alleen maar te = Tu n'as qu'à
Ik dwing mezelf niet te/tot = Je ne me force pas à
le dentiste = de tandarts
l'infirmier (-ère) = de verpleegkundige
le médecin généraliste = de huisarts
l'ophtalmologue = de oogarts
la précaution = de voorzorg
le placard = de (voorraad)kast
sage = verstandig
prévenir = voorkomen
rendre malade = ziek maken
la consultation = het doktersbezoek
dès que = zodra
étant donné = aangezien
particulièrement = in het bijzonder
avaler = (in)slikken
déranger = storen
guérir = beter worden, genezen
faire le suivi = bijhouden
permettre de = Mogelijk maken
La nourriture = het voedsel
se nourrir = zich voeden/eten
démontrer = (aan)tonen
justement = juist, precies
conçu = ontwikkeld
contenir = bevatten/inhouden
parmi = te midden, tussen
figurer = voorkomen
il suffit de = je hoeft alleen maar
le régime = het dieet
la course à pied = het hardlopen
se passer de = het zonder doen
rejoindre = aansluiten/bijvoegen
mesurer = meten
partager = delen
encourager = aanmoedigen
de tandarts = le dentiste
de verpleegkundige = l'infirmier (-ère)
de huisarts = le médecin généraliste
de apotheker = le pharmacien
het medicijn = le médicament
beter worden, genezen = guérir
gebruiken = utiliser
De gezondheid = La santé
ziek = malade
de voeding = l'alimentation
vaak = souvent
het dieet = le régime
gezond = sain
stoppen = arrêter
consumeren = consommer
het product = le produit
helpen = aider
dankzij = grâce à
plezier maken = s'amuser
volgen/bijhouden = suivre
delen = partager
meten = mesurer
vergemakkelijken = faciliter
la mesure = de maatregel
la sieste = het middagdutje
le sommeil = de slaap
le souci = de (be)zorg(dheid)
strict = streng
consister en = bestaan uit
proportionnellement = naar verhouding
parallèlement = gelijktijdig
améliorer = verbeteren
développer = ontwikkelen
encadrer = begeleiden
empêcher = verhinderen
éviter = vermijden
exagérer = overdrijven
le poids = het gewicht
concernant = wat betreft
de temps à autre = af en toe
vis-à-vis de = ten aanzien van
la hauteur = de hoogte
la retraite = het pensioen
le soulagement = de opluchting
la volonté = de wil
témoigner = getuigen
auparavant = daarvóór (tijd)
poursuivre = vervolgen
prêt = klaar/gereed
sensibiliser = bewust maken
remporter = behalen
renoncer à = afstand doen van
surmonter = overwinnen
à cause de = vanwege
d'ailleurs = overigens
davantage = (nog) meer
en fonction de = afhankelijk van
puisque = omdat immers, aangezien
tout à fait = helemaal (correct)
de slaap = le sommeil
streng = strict
vet = gras
de gewoonte = l'habitude
bewegen = bouger
een dieet volgen = suivre un régime
ontwikkelen = développer
overdrijven = exagérer
verbeteren = améliorer
vermijden = éviter
af en toe = de temps à autre
zich ontspannen = se détendre
het kampioenschap = le championnat
behalen = remporter
vervolgen = poursuivre
overwinnen = surmonter
(nog) meer = davantage
Het plan = Le projet
omdat (immers), aangezien = puisque
inderdaad = en effet
helemaal (correct) = tout à fait
vanwege = à cause de
de val = la chute
de sprong = le saut
zet altijd op frans nederlands