Hoofdstuk 4 - Words unit 4
Bij methode New Interface aangemaakt op 17-07-2020 door lauren en inmiddels 511 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Niveau: vwo
Vragen
predictable = voorspelbaar to entail = met zich meebrengen attentive = aandachtig to interrupt = onderbreken breather = adempauze consistent = consequent awkward = ongemakkelijk to inundate = overspoelen to take cues from = een voorbeeld nemen aan to set someone at ease = iemand op zijn gemak stellen unnerving = verontrustend unfavourable = ongunstig to raise a subject = een onderwerp aansnijden bigheaded = arrogant to put someone down = iemand afkraken episode = aflevering habitat = leefomgeving witticism = gevatte opmerking to induce = opwekken involuntary = onwillekeurig conscious = bewust to suppress = onderdrukken crude = primitief mammal = zoogdier inaudible = onhoorbaar to thrust = uitsteken to wiggle = wiebelen readiness = bereidheid to reinforce = verstevigen to mock = de spot drijven met to belong = thuishoren underling = ondergeschikte ally = medestander undergraduate = student to prompt = aanleiding geven tot sumptuous = luxe homely = gezellig femininity = vrouwelijkheid marital = huwelijks- virtue = deugd to embody = belichamen to retreat = zich terugtrekken engagement = verplichting piety = godvruchtigheid frugality = zuinigheid to revolve around = draaien om diligence = ijver devotion = toewijding commerce = handel widespread = wijdverbreid able = bekwaam to draw strength from = kracht putten uit infant = zuigeling condemnation = veroordeling incompatible with = niet te verenigen met to label = bestempelen als neglectful = nalatig childcare = kinderverzorging widow = weduwe oprhan = weeskind self-sacrifice = zelfopoffering wages = loon vote = stemrecht influence = invloed proposition = stelling coupled with = in combinatie met editorialist = schrijver van opiniestukken unbiased = onbevooroordeeld to further = bevorderen mouthpiece = spreekbuis newsworthy = actueel scolding = berisping cogent = overtuigend removal = verwijdering argument = discussie to inform = informeren to occur = zich voordoen bigotry = religieuze vooroordelen to heat up = verhit raken GP = huisarts to suspend = schorsen to practise = een beroep uitoefenen allegation = beschuldiging to prescribe = voorschrijven (van medicijnen) History = voorgeschiedenis evidence = getuigenis addictive = verslavend painkiller = pijnstiller to obtain = verkrijgen quantity = hoeveelheid to demonstrate = blijk geven van insight = inzicht to enter into = aangaan to restore = herstellen valuable = waardevol to follow someone's lead = iemands voorbeeld volgen for one = bijvoorbeeld to appreciate = waarderen to summon = ontbieden harsh = streng