Hoofdstuk 1 - Relationships
Bij methode Engels Examenidioom Voor 4/5 Havo en 4/5/6 VWO aangemaakt op 12-06-2020 door robert en inmiddels 603 keer bekeken.
Leerjaar: 6
Niveau: vwo
Vragen
spouse = echtgenoot / echtgenote offspring = kroost / kinderen sibling = zus / broer infant = klein kind youth = jongeren / jongen / jongeman elderly = bejaarden ancestor = voorouder posterity = nageslacht hereditary = erfelijk humanity = mensheid to descend from = afstammen van tribe = stam ally = bondgenoot associate = relatie guardian = voogd to rear = opvoeden / grootbrengen to shack up = samenwonen to fancy = verliefd zijn op marital = huiswelijks- / huwelijkse matrimony = huwelijk alimony = alimentatie womanizer = rokkenjager adultery = overspel bigamy = bigamie / gelijktijdig getrouwd zijn met twee personen single = alleenstaand gap = kloof row = ruzie to maintain = onderhouden affection = genegenheid faithful = trouwe to age = ouder worden to resemble = lijken op familiar = bekend guestroom = logeerkamer coffin = doodskist deceased = overledene bereavement = sterfgeval / verlies van een dierbare obituary = overlijdensbericht cementry = kerkhof orphan = wees