Hoofdstuk 1 - Relationships

Bij methode Engels Examenidioom Voor 4/5 Havo en 4/5/6 VWO aangemaakt op 12-06-2020 door robert en inmiddels 492 keer bekeken.
Leerjaar: 6 Niveau: vwo

Vragen

spouse = echtgenoot / echtgenote
offspring = kroost / kinderen
sibling = zus / broer
infant = klein kind
youth = jongeren / jongen / jongeman
elderly = bejaarden
ancestor = voorouder
posterity = nageslacht
hereditary = erfelijk
humanity = mensheid
to descend from = afstammen van
tribe = stam
ally = bondgenoot
associate = relatie
guardian = voogd
to rear = opvoeden / grootbrengen
to shack up = samenwonen
to fancy = verliefd zijn op
marital = huiswelijks- / huwelijkse
matrimony = huwelijk
alimony = alimentatie
womanizer = rokkenjager
adultery = overspel
bigamy = bigamie / gelijktijdig getrouwd zijn met twee personen
single = alleenstaand
gap = kloof
row = ruzie
to maintain = onderhouden
affection = genegenheid
faithful = trouwe
to age = ouder worden
to resemble = lijken op
familiar = bekend
guestroom = logeerkamer
coffin = doodskist
deceased = overledene
bereavement = sterfgeval / verlies van een dierbare
obituary = overlijdensbericht
cementry = kerkhof
orphan = wees