0 - Start - B

Bij methode Library 2nd Edition - jaar 1 aangemaakt op 10-03-2020 door paul en inmiddels 432 keer bekeken.
Leerjaar: 1

Vragen

America = Amerika
animal = dier
She likes animals. = Zij houdt van dieren.
countries = landen
Europe = Europa
every Friday = iedere vrijdag
example = voorbeeld
that's a good example = dat is een goed voorbeeld
farm animal = boerderijdier
A pig / cow / chicken is a farm animal = Een varken / koe / kip is een boerderijdier.
friends = vrienden
grid = schema
match = wedstrijd
number = getal
people = mensen
pet = huisdier
the rest of her life = de rest van haar leven
the same hobby = dezelfde hobby
Do you play too? = Speel jij ook?
to know = weten
to live = leven
They live in London. = Zij leven in Londen.
to move = verhuizen
to play hockey = hockeyen
to speak = spreken
You speak English very well. = Je spreekt goed Engels.
to stay = blijven
She stays every Saturday. = Ze blijft elke zaterdag.
also = ook
English = Engels
in the weekends = in het weekend
many = veel
on holiday = op vakantie
quite = nogal
something = iets
that's quite something = dat is nogal wat
two times a week = twee keer per week
my youngest brother = mijn jongste broer
relatives = Familieleden
aunt = tante
Brother = broer
Cousin = neef (of nicht)
daughter = dochter
father / dad = vader / pa
grandfather = grootvader
mother / mum = moeder / ma
sister = zus
stepfather = stiefvader
uncle = oom
Days of the Week = Dagen van de week
Monday = maandag
Tuesday = dinsdag
Wednesday = woensdag
Thursday = donderdag
Friday = vrijdag
Saturday = zaterdag
Sunday = zondag
animals = dieren
cat = kat
pig = varken
elephant = olifant
dog = hond
chicken = kip
giraffe = giraf
bird = vogel
duck = eend
gorilla = gorilla
mouse = muis
sheep = schaap / schapen
hippopotamus = nijlpaard
rabbit = konijn
horse = paard
zebra = zebra
frog = kikker
cow = koe
fish = vis