file 6 bk Phrases You Can Use

Bij methode Library jaar 2 aangemaakt op 10-03-2020 door paul en inmiddels 434 keer bekeken.
Leerjaar: 2

Vragen

He is wearing baggy jeans. = Hij draagt een wijde spijkerbroek.
Andrea is wearing a short denim skirt. = Andrea draagt een korte jeans rok.
They are wearing T-shirts. = Zij dragen T-shirts.
His sweatshirt has a hood. = Zijn trui heeft een capuchon.
He is wearing jeans with a zipper. = Hij draagt jeans met een rits.
She is wearing a purple jacket. = Zij draagt een paars jasje.
Tim is wearing shorts. = Tim draagt een korte broek.
Sandra, I like your skinny jeans. = Sandra, ik vind jouw skinny jeans mooi.
Trainers go with jeans. = Bij een spijkerbroek horen gympen.
Alex is wearing a shirt with stripes. = Alex draagt een shirt met strepen.
She is wearing a dress with polka dots. = Zij draagt een jurk met stippen.