Hoofdstuk 2 - He ran faster

Bij methode English in Mind aangemaakt op 18-02-2023 door max en inmiddels 204 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: aso

Vragen

clear = duidelijk
disabled = gehandicapt
earlier = vroeger
enthusiastic = enthousiast
fastest = snelste
grumpy = humeurig
hard = hard
messy = slordig
noisier = luidruchtiger
noisy = luidruchtig
ordinary = gewoon
proud = trots
slower = langzamer
tidier = netter
younger = jonger
badly = slecht
brilliantly = fantastisch
happily = blij
honestly = eerlijk
sooner = eerder
Congratulations! = Gefeliciteerd!
archery = boogschieten
athlete = atleet
Basketball = basketbal
captain = aanvoerder
champion = kampioen
chance = kans
course = cursus
direction = richting
disability = handicap
discus = discus
distance = afstand
draw = gelijk spel
GCSE = eindexamen
goal = doel
gold medal = gouden medaille
hairdresser = kapper
injury = blessure
javelin = speer
medallist = medaillewinnaar
mood = bui
referee = scheidsrechter
score = score
script = script
sportspeople = sporters
sportperson = sporter
sprint = sprint
surprise = verrassing
team = team
wheelchair = rolstoel
whistle = fluit
workshop = workshop
himself = hemzelf
blow = blazen
cost = kosten
daydream = dagdromen
draw = gelijk spelen
forget = vergeten
get a surprise = verrast worden
get an idea = een idee krijgen
get home = thuiskomen
get old = oud worden
get the answer = het antwoord hebben
get wet = nat worden
improvise = improviseren
laugh = lachen
learn = leren
like = leuk vinden
matter = belangrijk zijn
rest = rusten
run = rennen
score = scoren
score a goal = een doelpunt maken
show = laten zien
smile = glimlachen
suppose = veronderstellen
talk = praten
throw = werpen
write = schrijven