Hoofdstuk 2 - Woordelijst unit 2
Bij methode English in Mind aangemaakt op 20-02-2020 door sara en inmiddels 529 keer bekeken.
Leerjaar: 2
Vragen
archery = boogschieten disability = handicap disabled = gehandicapt discus = discus distance = afstand javelin = speer medallist = medaillewinnaar sportspeople = sporters sprint = sprint to talk = praten to throw = werpen athlete = atleet fastest = snelste messy = slordig noisier = luidruchtiger noisy = luidruchtig ordinary = gewoon slower = langzamer tidier = netter younger = jonger badly = slecht Basketball = basketbal to blow = blazen brilliantly = fantastisch captain = aanvoerder champion = kampioen chance = kans congratulations = gefeliciteerd draw = gelijk spel / gelijk spelen gold medal = gouden medaille proud = trots referee = scheidsrechter to rest = rusten team = team wheelchair = rolstoel whistle = fluit clear = duidelijk earlier = vroeger happily = blij hard = hard to learn = leren to run = rennen to smile = glimlachen sooner = eerder to write = schrijven enthusiastic = enthousiast goal = doel himself = hemzelf honestly = eerlijk to laugh = lachen to like = leuk vinden to matter = belangrijk zijn to suppose = veronderstellen to cost = kosten course = cursus to forget = vergeten GCSE = eindexamen grumpy = humeurig to improvise = improviseren injury = blessure mood = bui script = script show = laten zien workshop = workshop to score = scoren score = score to score a goal = een doelpunt maken sportsperson = sporter daydream = dagdromen direction = richting to get a surprise = verrast worden to get an idea = een idee krijgen to get home = thuiskomen to get old = oud worden to get the answer = het antwoord hebben to get wet = nat worden hairdersser = kapper surprise = verrassing