headway elementary

Bij methode Ik leer Engels deel 4 aangemaakt op 01-02-2020 door lotte en inmiddels 583 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: havo/vwo

Vragen

fly = vliegen
hero = held
jump = springen
light = licht
metre = meter
skateboard = skateboarden
speed = snelheid
talk = praten
turn back = omkeren
foreign language = vreemde taal
glasses = bril
guitar = gitaar
see = zien
advertisement = advertentie
cello = cello
child = kind
Chinese = Chinees
housewife = huisvrouw
interested = geïnteresseerd zijn in
painter = schilder
painting = schilderij
pianist = pianist
prodigy = wonderkind
resort = resort
succes = succes
afford = zich veroorloven
art = kunst
business = bedrijf
classical music = klassieke muziek
concert = concert
country and western = country-en-western
cry = huilen
dry cleaning = stomerij
hard = zwaar
hard-working = hard werkend
important = belangrijk
independent = zelfstandig
musical instrument = muziekinstrument
occasion = gelegenheid
passionate = vurig
professionally = professioneel
proud = trots
rich = rijk
sentimental = sentimenteel
shop = winkel
stop = stoppen
succeed = goed afgelopen
talented = talentvol
violin = viool
violinist = violist
bag = tas
bike = fiets
drive = rijden
look after = oppassen
Mexican = Mexicaans
motorbike = motorfiets
petrol = benzine
post = versturen
ride = rijden
send = sturen
station = station
suit = pak
television = tv
text message = sms
tie = stropdas
wear = dragen
borrow = lenen
certainly = jazeker
cheese = kaas
credit card = creditcard
favour = gunst
ice-cream = ijsje
jeans = spijkerbroek
lift = lift
menu = menu
moment = moment
open = openen
pay = betalen
return ticket = retourtje
ticket = kaartje
sandwich = boterham
sit = zitten
water = water
before = voordat
billionaire = biljonair
born = geboren
charity = goed doel
childhood = jeugd
clean = schoonmaken
clever = slim
coal mine = kolenmijn
daughter = dochter
dollars = dollar
drama = toneel
great-grandparents = overgrootouders
help = helpen
last year = vorig jaar
local = plaatselijk
lots = heel veel
move = verhuizen
much = veel
news = nieuws
problems = problemen
radio station = radiozender
receive = ontvangen
richest = rijkste
scholarship = beurs
start = beginnen
succesfull = goed
talk show = praatprogramma
TV star = televisiester
women = vrouwen
ask = vragen
best friend = boezemvriend
first = eerst
friend = vriend
again = opnieuw
begin = beginnen
company = bedrijf
dad = vader
dyslexic = dyslectisch
entrepreneur = ondernemer
everything = alles
everywhere = overal
give = geven
interview = interviewen
leave = vertrekken
make = verdienen
millionaire = miljonair
software = software
win = winnen
arrive = arriveren
award = prijs
artistic = artistiek
breakfast = ontbijt
catch = vangen
designer = ontwerper
die = sterven
emails = e-mails
fashion show = modeshow
football team = voetbalclub
last night = gisteravond
late = te laat
match = wedstrijd
minutes = minuten
run a company = een bedrijf runnen
stay in touch = contact houden
toast = geroosterd brood
watch = kijken
word = woord
yesterday = gisteren
advice = adviseren
boat = boot
bored = zich vervelen
businessman = zakenman
enough = genoeg
excited = opgewonden
exclaim = roepen
export = exporteren
fish = vis
fisherman = visser
full = vol
gentleman = meneer
laugh = lachen
longer = langer
matter = ertoe doen
nationality = nationaliteit
nothing = niks
siesta = middagdutje
tomorrow = morgen
annoyed = geirriteerd
anymore = meer
behavior = gedrag
exam = examen
film = film
funny = grappig
lecture = lezing
lottery = loterij
marathon = marathon
worried = zich zorgen maken
century = eeuw
Christmas = kerst
date = datum
month = maand
Valentine's Day = valentijnsdag
channels = zenders
comics = stripboeken
complete = invullen
dishwasher = afwasmachine
events = gebeurtenissen
flight = vlucht
hits = hits
ill = ziek
know = weten
land = land
movie = film
non-stop = aan een stuk door
pocket money = zakgeld
publish = publiceren
relativity = relativiteit
remember = onthouden
sell = verkopen
sweets = snoep
theory = theorie
at = om
because = omdat
life = leven
college = universiteit
on = op
shirt = overhemd
summer = zomer
term = semester
theme parks = pretparken
education = onderwijs
high school = middelbare school
hospital = ziekenhuis
It sounds great! = klinkt helemaal geweldig!
philosophy = filosofie
professor = professor
psychology = psychologie
altitude = hoogte
astronaut = astronaut
aviation = luchtvaart
collect = verzamelen
compass = kompas
crash = neerstorten
crossing = oversteek
dangerous = gevaarlijk
enormous = enorm
equipment = apparatuur
exploration = verkenning
flag = vlag
fog = mist
giant = reusachtig
impossible = onmogelijk
injury = letsel
inscription = tekst
join = lid worden van
journey = reis
leap = springen
lift off = lanceren
lunar module = maanlander
man = man
mankind = mensheid
modern = modern
moon = maan
peace = vrede
pioneer = pionier
planes = vliegtuigen
prepare = zich voorbereiden
put up = neerzetten
quickly = snel
reporters = verslaggevers
rocket = raket
samples = monsters
space = ruimte
spend = besteden
step = voet zetten op
surface = oppervlak
whole = heel
accident = ongeluk
badly = slecht
carefully = voorzichtig
fluently = vloeiend
fortunately = gelukkig
habit = gewoonte
immediately = onmiddelijk
invite = uitnodigen
passport = paspoort
quietly = zachtjes
rocks = stenen
sailor = matroos
slowly = langzaam
suddenly = plotseling
umbrella = paraplu
voyage = reis
wave = zwaaien
wool = wol
cake = taart
congratulations = felicitaties
fast food = fastfood
fireworks = vuurwerk
invitation = uitnodiging
midnight = middernacht
roses = rozen
wake up = wakker maken
arthritis = artritis
no idea = geen idee
any = wat
apple = appel
apple juice = appelsap
banana = banaan
dry = droog
fussy = moeilijk
kid = kind
list = lijst
no problem = geen probleem
order = bestellen
spaghetti = spaghetti
still = niet-bruisend
waitress = serveerster
biscuits = koekjes
boring = saai
bottle = fles
bread = brood
broccoli = broccoli
cats = katten
coach = bus
cold drink = frisdrank
crisps = chips
delicious = heerlijk
dicusting = smerig
eggs = eieren
especially = vooral
forget = vergeten
ham = ham
meat = vlees
miss = missen
out = uit
pasta = pasta
peas = erwten
Sports = sport
stamp = postzegel
starving = sterven van de honger
steak = biefstuk
strawberries = aardbeien
tea = thee
beef = rundvlees
butter = boter
carrots = wortelen
chop = fijnsnijden
cooking = koken
grams = gram
herbs = kruiden
ingredient = ingredient
large = groot
medium = middelgroot
milk = melk
minced = gehakt
need = nodig hebben
oil = olie
unions = uien
pepper = peper
potatoes = aardappelen
recipe = recept
salt = zout
thyme = tijm
tomatoes = tomaten
worry = zich zorgen maken
add = toevoegen
boil = koken
boy = jongen
favourite = favoriet
fry = frituren
how much = hoeveel
hungry = honger
mix = mengen
pocket = zak
raspberry = framboos
some = wat
until = totdat
cartoon characters = stripfiguren
chef = chef-kok
club = club
cookbook = kookboek
fashionable = in de mode
gamble = gokken
mustard = mosterd
nuts = noten
popular = populait
record = opnemen
slice = plakje
spices = specerijen
worldwide = wereldwijd
bacon = spek
basil = basilicum
chips = patat
fishfingers = vissticks
layer = laag
olives = olijven
peanut butter = pindakaas
salad = salade
sugar = suiker
survey = onderzoek
adaptor = adapter
aspirin = aspirine
batteries = batterijen
chocolate = chocolade
daily = dagelijks
envelopes = enveloppen
hardware shop = ijzerwinkel
newsagent's = sigarenwinkel
notebook = notitieboekje
plasters = pleisters
scissors = schaar
screwdriver = schroevendraaier
sellotape = plakband
shampoo = shampoo
stationer's = kantoorboekhandel
toothpaste = tandpasta
yoghurt = yoghurt
croissant = croissant
honey = honing
I'm afraid = helaas
packet = pak
size = formaat
smoothie = smoothie
sorry = sorry
spend = uitgeven
try = proberen