t/m 100

Bij methode Finish Up aangemaakt op 22-03-2023 door tess en inmiddels 111 keer bekeken.
Leerjaar: 5 Niveau: vwo

Vragen

to admire = bewonderen
admiration = bewondering
admirable = bewonderenswaardig
obsessed with = bezeten van
to loathe = walgen van
to annoy / to irritate = ergeren, irriteren 2
annoyance / irritation = ergernis, irritatie 2
to sympathise = meevoelen
sympathy = medeleven
empathy = inlevingsvermogen
miracle = wonder
to applaud = applaudiseren
to applaud = toejuichen
remorse = wroeging
shy / timid = verlegen 2
shyness / timidity = verlegenheid 2
mood = stemming
to disappoint = teleurstellen
disappointment = teleurstelling
to appeal to = aantrekken
appeal = aantrekkingskracht
sorrow / grief = verdriet 2
to mourn = rouwen om
sensitive (to) = gevoelig (voor)
sensitivity (to) = gevoeligheid (voor)
cheerful = opgewekt
weird = erg vreemd
pity / compassion = medelijden 2
to scare / to frighten = bang maken 2
scared of / afraid of = bang voor
to be fed up with = het zat zijn
to humiliate = vernederen
humiliation = vernedering
to enjoy = genieten van
to enjoy oneself = genieten
urge = drang, aandrang
ordeal = kwelling, beproeving
to boast / to brag = opscheppen, pochen 2
reluctantly = met tegenzin
reluctance = tegenzin
disgust = walging, afschuw
disgusting = walgelijk
hectic = hectisch, erg druk
to hug / to embrace = omhelzen 2
a nuisance = overlast
what a nuisance = wat vervelend
depressing = deprimerend
token = teken, bewijs
ruthless / remorseless = meedogenloos 2
fit = aanval, vlaag
excited = opgewonden
excitement = opwinding
exciting = opwindend
foreboding = voorgevoel
creepy = griezelig, eng
inhibited = geremd
inhibition = remming
staggered / bewildered = verbijsterd, stomverbaasd 2
bewilderment = verbijstering
paragraph = alinea
according to = volgens
to reach = bereiken
to illustrate = illustreren, duidelijk maken
to imply = suggereren, laten doorschemeren
to make clear / to point out = duidelijk maken 2
to explain = uitleggen
to express = uitdrukken
aim / purpose = doel 2
main = hoofd-, voornaamste
main point = essentie, hoofdpunt
to serve = dienen ertoe
to refer to = verwijzen naar
to suggest = suggereren
statement = bewering
to deal with = gaan over
to replace = vervangen
attitude = houding, opvatting
view = mening
point of view / viewpoint = standpunt 2
judging from = te oordelen naar, op grond van
to sum up / to summarise = samenvatten 2
to describe = beschrijven
to argue / to state = beweren 2
what is the point made about = wat wordt gezegd over
with regard to / with respect to = met betrekking tot 2
to insert = tussenvoegen
to characterise = typeren
to emphasise / to stress = benadrukken 2
to account for = verklaren
to conclude = concluderen
to appear from = blijken uit
to reflect = weergeven
to amount to = neerkomen op
quotation = citaat
to derive from = afleiden van
to interpret = uitleggen, interpreteren
interpreter = tolk
confusion = verwarring
dumb = stom
deaf and dumb = doofstom
to meet / to come up to / to live up to / to comply with = voldoen aan 4
to fall short of = niet voldoen aan
cutting = knipsel
to distort = verdraaien
issue = nummer (van tijdschrift)
glossy = glanzend
tanned = gebruind
lap = schoot
to wink = knipogen
to stoop = bukken
to rub = wrijven
to drag = slepen
to pant = hijgen
to tap = tikken, kloppen
to gaze = staren
to peer = turen
to yawn = geeuwen
object = voorwerp
to tease = plagen
box office = kassa
to acquire = aankopen
acquisition = aankoop, aanwinst
sculpture = beeldhouwwerk
sculptor = beeldhouwer
heritage = erfgoed
stakes = inzet
noble = adellijk
nobility = adel
racial segregation = rassenscheiding
placard = bord
non-existent / non existent = niet bestaand
melting pot = smeltkroes
to obtain / to get = krijgen 2
to persevere = volhouden, volharden
to act = handelen
duty = plicht
spectacle = schouwspel
advocate = voorstander
to advocate = een voorstander zijn van, bepleiten
parish = parochie, kerkelijke gemeente
to release = uitbrengen