Woordenlijst 106 t/m 120!
Bij methode Finish Up aangemaakt op 02-12-2022 door lotte en inmiddels 193 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Niveau: vwo
Vragen
to indulge = verwennen indulgent = toegeeflijk candour = openhartigheid trait = karaktereigenschap fashion = manier civil = beleefd to amend = verbeteren / veranderen to make amends for = goedmaken prudent = verstandig / voorzichtig by no means = helemaal niet to own = toegeven harsh = streng / hard to sense = voelen to lapse into = vervallen in to affect = doen alsof mischief = kattenkwaad mischievous = ondeugend courteous = beleefd / hoffelijk courtesy = beleefdheid dignity = waardigheid dignified = waardig conceited = verwaand gross = grof / ruw manifest = duidelijk considerate = attent licentious = losbandig to squander = verkwisten to lead astray = op het verkeerde pad brengen malicious = kwaadaardig to come about = komen to defy = uitdagen to defy = negeren / trotseren in defiance of = in strijd met austere = sober / eenvoudig austerity = soberheid refined = beschaafd disposition = aard / karakter aloof = afzijdig to frown upon = afkeuren reputation = naam / reputatie blemish = smet / vlek repute = naam / reputatie to bring into disrepute = een slechte naam bezorgen disreputable = met een slechte naam furtive = steels / heimelijk self-conscious = verlegen to eavesdrop = afluisteren to rebuke = berispen thrift = zuinigheid thrifty = zuinig spendthrift = verkwister flimsy = zwak pretext = smoes to exert oneself = zich inspannen exertion = inspanning to mock = bespotten mockery = spot to refrain from = zich onthouden van to pry into = je neus steken in stealthy = stiekem / heimelijk mainspring = drijfveer to redress = herstellen to concede = toegeven to tamper with = knoeien aan smug / complacent = zelfvoldaan complacency = zelfvoldaanheid to meddle in = zich bemoeien met to question = in twijfel trekken breach = breuk to scold = een standje geven rash = overhaast to forsake = in de steek laten deceptive = bedrieglijk deception = bedrog to seek help = hulp zoeken content / contented = tevreden discontented = ontevreden haughty = hooghartig to mould = vormen engaging = charmant peculiarity = eigenaardigheid to degrade = vernederen to disallow = afkeuren to jeer at = uitjouwen to endeavour = proberen Endeavour = poging let alone = laat staan to eliminate = uitschakelen honourable = eervol partial = partijdig impartial = onpartijdig partiality = partijdigheid impartiality = onpartijdigheid to proclaim = uitroepen tot trial = beproeving to descend = afdalen to ascend = beklimmen ascent = beklimming descent = afdaling to utilise = benutten to pursue = zich bezighouden met pursuit = bezigheid outstanding = uitstekend performer = artiest farce = klucht observance = naleving to favour = ergens voor zijn / ergens voor steunen to acclaim = toejuichen to match = evenaren to conjure = toveren attendant = bediende renown = faam / beroemdheid renowned = beroemd hallmark = kenmerk to disrupt = ontwrichten disruption = ontwrichting occurrence = gebeurtenis to ascribe to = toeschrijven aan to divert = omleiden diversion = omleiding verge = berm / rand coach / carriage = rijtuig / koets to convey = vervoeren conveyance = vervoer to be due = moeten aankomen to pull up = stoppen kerb = stoeprand alley = steeg gently = zacht / voorzichtig commonplace = gewoon to puncture = een gaatje maken in to dazzle = verblinden vicinity = buurt to reverse = achteruitrijden rear = achterkant ramshackle = gammel grease = vet rag = lap / vod to signify = betekenen glimpse = glimp to dispense with = zonder kunnen to avert = vermijden to inflate = oppompen exhaust = uitlaat awkward = lastig salvage = berging enigma = raadsel / mysterie to impede = belemmeren impediment = belemmering navigation = scheepvaart stern = achtersteven bow = boeg porthole = patrijspoort bound for = op weg naar distress = nood craft = vaartuig to propel = voortstuwen to equip = uitrusten haphazard = op goed geluk / lukraak venture = waagstuk to venture = zich wagen proper = goed / naar behoren discomfort = ongemak to conform with = in overeenstemming zijn met to fuel = van brandstof voorzien to fuel = aanwakkeren to scan = afspeuren peril = gevaar perilous = gevaarlijk to toss about = heen en weer slingeren tentative = voorzichtig posh = chic / deftig property = eigendom to hover = zweven flock = kudde / kudde schapen pasture = weide to chase = achternazitten ferocious = woest paw = poot to elude = ontwijken to mount = bestijgen / beklimmen docile = volgzaam / gedwee vine = wijnstok vineyard = wijngaard manure = mest to envelop = hullen hazard = gevaar hazardous = gevaarlijk to ramble / to roam = zwerven paramount = erg belangrijk infinite = oneindig precipice / abyss = afgrond brink = rand ore = erts belt = strook desolate = woest en verlaten arid = droog / dor solitary = eenzaam solitude = eenzaamheid to inflict = toebrengen boundary = grens to designate = aanwijzen by and large = over het algemeen odour = stank precautionary measure = voorzorgsmaatregel correlation = verband jeopardy = gevaar to jeopardise = in gevaar brengen to plot = samenzweren to resort to = zijn toevlucht nemen tot to arouse = wekken to employ = gebruiken detection = opsporing undeniable = ontegenzeglijk / ongetwijfeld brutal = wreed / beestachtig brutality = wreedheid brute = onmens / beest to trespass = op verboden terrein zijn disgrace = schande disgraceful = schandalig to snatch = grijpen trail = spoor to thrust = stoten / duwen to shudder = huiveren to repent = berouw hebben to repent of = berouw hebben van alert = oplettend on the alert = op z'n hoede to alert = waarschuwen / alarmeren to crack down on = aanpakken menace = bedreiging to molest = lastigvallen vicious = gemeen to retract = intrekken dispute = geschil to confine = beperken to confine = opsluiten to summon = oproepen to clarify = verduidelijken / toelichten to maintain = volhouden to outlaw = verbieden minute = heel nauwkeurig to detain = vasthouden to expose = ontmaskeren exposure = ontmaskering to devise = bedenken thus = zo / op deze wijze to probe = diepgaand onderzoeken to compromise = in opspraak brengen dungeon = kerker to ransack = overhoop halen haunt = veel bezochte plaats to no avail = tevergeefs to assert = beweren assertion = bewering perjury = meineed illicit = verboden / onwettig to tally = kloppen / overeenstemmen gruesome = gruwelijk solid = degelijk governor = gevangenisdirecteur warden = gevangenisdirecteur to apprehend = arresteren proximity = nabijheid to adopt = invoeren / aannemen adoption = invoering framework = kader to endorse = goedkeuren to ratify = bekrachtigen concept = opvatting / idee to impeach = aanklagen arbitrary = willekeurig adversary / antagonist = tegenstander supreme = hoogste moment = belang momentous = belangrijk rigorous = streng / drastisch to revolt = in opstand komen revolt = opstand proliferation = verspreiding deployment = plaatsing in office = aan de macht to reverse = herroepen / intrekken irreversible = onherroepelijk to woo = dingen naar de gunst van to defect = overlopen strife = onenigheid / strijd to voice = uiten / uitspreken scorn = minachting to scorn = minachten to rally = zich verzamelen to deprive of = beroven van deprivations = ontberingen to retreat = zich terugtrekken assault = aanval foe = vijand blast = explosie bold = (stout)moedig cowardice = lafheid to submit to = zich onderwerpen aan futile = zinloos to destine = (voor)bestemmen tantamount to = gelijk aan to repel = afslaan / afstoten victor = overwinnaar insurrection = opstand to embark = zich inschepen embarkation = inscheping to embark on = beginnen aan to disembark = ontschepen doomed = gedoemd doom = ondergang to charge = aanvallen to retaliate = wraak nemen / terugslaan to besiege = belegeren siege = belegering vanguard = voorhoede rear = achterhoede atrocity = gruweldaad to impoverish = arm maken invincible = onoverwinnelijk to input = invoeren cable = telegram wire = telegram to gauge = peilen to discredit = in diskrediet brengen to direct = richten to direct to = richten aan to suggest = aangeven to articulate = uitdrukken quarterly = kwartaaltijdschrift to rectify = rectificeren / verbeteren to divert = afleiden potent = machtig / sterk to forward = zenden to highlight = benadrukken to hound = opjagen / belagen implication = gevolg to issue = uitgeven to proceed = verdergaan to gather = concluderen to observe = opmerken / zien to certify = verklaren to convey = uitdrukken / overbrengen to amount to = betekenen / neerkomen op to evade = ontwijken evasive = ontwijkend prime = belangrijkste to brief = instructies geven aan briefing = instructiebijeenkomst device = manier to dispatch = verzenden idle = werkloos to lay off = ontslaan to accomplish = bereiken accomplished = talentvol / bekwaam to collaborate = samenwerken clause = bepaling to attribute to = toeschrijven aan scope = ruimte to opt for = kiezen to opt out = kiezen om iets niet te doen craft = ambacht / handvaardigheid zeal = ijver / toewijding zealous = gretig / ijverig component = onderdeel to sustain = volhouden sustained = langdurig crux = kern workforce = personeel to give notice = ontslag aanzeggen / ontslaan to shirk = zich onttrekken aan to resume = hervatten to undertake = op zich nemen precarious = onzeker to appeal to = een beroep doen op appeal = beroep / dringend verzoek grievance = grief / klacht grim = somber to gain = krijgen gain = winst cash dispenser = geldautomaat wallet = portefeuille to yield = opleveren merchant = koopman merchandise = koopwaar briefcase = aktentas settlement = regeling prerequisite = noodzakelijke voorwaarde to thrive = bloeien to consolidate = versterken commodity = handelswaar to authorise = machtigen magnate = magnaat tycoon = magnaat to exercise = uitoefenen to settle = regelen premises = pand / gebouw revenue = inkomsten to relate to = in verband staan met affluent = rijk / welvarend affluence = rijkdom / weelde to amount to = bedragen due = verschuldigd expenditure = uitgaven funds = geld / fondsen / geld / fondsen to provide for = zorgen voor provision = voorziening / maatregel provisions = proviand plight = (slechte)toestand with a view to = met het oog op trifle = kleinigheid trivial = onbelangrijk ample = volop / ruim deficiency = gebrek deficient = onvoldoende / gebrekkig to abound = in overvloed voorkomen abundance = overvloed abundant = overvloedig to cram = volproppen gravity = zwaartekracht proportion = deel disproportionate = onevenredig innumerable = ontelbaar decay = verval handsome = flink rate = snelheid invaluable = van onschatbare waarde to surpass = overtreffen to heighten = verhogen to range between = liggen tussen packed = bomvol immense = enorm inferior = lager inferior to = lager dan inferior = minder / slechter inferiority = minderwaardigheid lukewarm = lauw to constitute = vormen