114-115-116
Bij methode Finish Up aangemaakt op 06-09-2022 door jayden en inmiddels 209 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Niveau: vwo
Vragen
dispute = geschil to confine = beperken / opsluiten to summon = oproepen to clarify = verduidelijken / toelichten to maintain = volhouden to outlaw = verbieden minute = heel nauwkeurig to detain = vasthouden to expose = ontmaskeren exposure = ontmaskering to devise = bedenken thus = zo / op die wijze to probe = diepgaand onderzoeken to compromise = in opspraak brengen dungeon = kerker to ransack = overhoop halen haunt = veel bezochte plaats to no avail = tevergeefs to assert = beweren assertion = bewering perjury = meineed illicit = verboden / onwettig to tally = kloppen / overeenstemmen gruesome = gruwelijk solid = degelijk Governor;warden = gevangenisdirecteur to apprehend = arresteren proximity = nabijheid to adopt = invoeren / aannemen adoption = invoering framework = kader to endorse = goedkeuren to ratify = bekrachtigen concept = opvatting / idee to impeach = aanklagen arbitrary = willekeurig adversary / antagonist = tegenstander supreme = hoogste moment = belang momentous = belangrijk rigorous = streng / drastisch to revolt = in opstand komen Revolt / insurrection = opstand proliferation = verspreiding deployment = plaatsing in office = aan de macht to reverse = herroepen / intrekken irreversible = onherroepelijk to woo = dingen naar de gunst van to defect = verlopen strife = onenigheid / strijd to voice = uiten / uitspreken scorn = minachting to scorn = minachten to rally = zich verzamelen to deprive of = beroven van deprivations = ontberingen to retreat = zich terugtrekken assault = aanval foe = vijand blast = explosie bold = stoutmoedig / moedig cowardice = lafheid to submit to = zich onderwerpen aan futile = zinloos to destine = bestemmen / voorbestemmen tantamount to = gelijk aan to repel = aflsaan / afstoten victor = overwinnaar to embark = zich inschepen embarkation = inscheping to embark on = beginnen aan to disembark = ontschepen doomed = gedoemd doom = ondergang to charge = aanvallen to retaliate = wraak nemen / terugslaan to besiege = belegeren siege = belegering vanguard = voorhoede rear = achterhoede atrocity = gruweldaad to impoverish = arm maken invincible = onoverwinnelijk