Hoofdstuk 1 - t/m 10
Bij methode Finish Up aangemaakt op 11-05-2022 door vince en inmiddels 296 keer bekeken.
Leerjaar: 4
Niveau: vwo
Vragen
relationship = relatie relative = familielid close relative = naaste familielid engaged = verloofd engagement = verloving to celebrate = vieren celebration = viering to divorce = scheiden divorce = scheiding because of / on account of = vanwege to live together / to cohabit = samenwonen to separate = uit elkaar gaan separation = scheiding (na samenwonen) inseparable = onafscheidelijk single = alleenstaand to desert / to abandon = in de steek laten to bring up / to raise = grootbrengen foster parents = pleegouders stepfather = stiefvader ancestor = voorouder to descend (from) = afstammen (van) descendant = afstammeling bachelor = vrijgezel adult = volwassene grown-up = volwassen to regard / to consider = beschouwen among = onder (als "in gezelschap van") to congratulate (on) = feliciteren (met) congratulations = gefeliciteerd (niet bij verjaardag) to go steady = verkering hebben to break it off = het uitmaken guardian = voogd reason = reden adultery = overspel infidelity = ontrouw adversity = tegenspoed to resemble / to look like = lijken op resemblance = gelijkenis to strike (struck-struck) = opvallen remarkable = opmerkelijk to owe (to) = te danken hebben (aan) parental = ouderlijk orphan = wees acquaintance = kennis in common = gemeen / gemeenschappelijk marital = huwelijks core = kern infant = baby / peuter matrimony = huwelijk offspring = afstammelingen casual = oppervlakkig lad = knaap next of kin = naaste familieleden minor = minderjarige fellow / bloke / guy / chap = kerel / vent human = menselijk appearance = uiterlijk scar = litteken familiar = bekend / vertrouwd sensitive = gevoelig to expose (to) = blootstellen (aan) exposure = blootstelling to breathe = ademen naked / nude = naakt though / although = hoewel sight = gezichtsvermogen to perspire = transpireren perspiration = transpiratie bald = kaal to dye = verven (haar / kleding) muscle = spier to remove = verwijderen obese = zwaarlijvig obesity = zwaarlijvigheid slim = slank to slim = afslanken / afvallen features = gelaatstrekken wrinkle = rimpel graceful = gracieus / sierlijk skull = schedel sense = zintuig limbs = ledematen fatigue = vermoeidheid To shiver = huiveren / rillen lame = mank to seize = grijpen strength = kracht / krachten health = gezondheid healthy = gezond flu / influenza = griep disease / illness = ziekte contagious / infectious = besmettelijk to deteriorate = slechter worden to cause = veroorzaken cause = oorzaak risk = risico ordinary = gewoon to consult = raadplegen to examine = onderzoeken tranquilliser = kalmeringsmiddel label = etiket to ensure = ervoor zorgen habit = gewoonte disabled = gehandicapt / invalide disability = handicap chest = borstkas paralysed = verlamd kidney = nier oxygen = zuurstof contraception = anticonceptie contraceptive = anticonceptiemiddel pregnant = zwanger pregnancy = zwangerschap maternity = moederschap paternity = vaderschap to hurt = pijn doen to have a fever = koorts hebben stroke = hersenbloeding to rehabilitate = revalideren to prescribe = voorschrijven prescription = recept to treat = behandelen treatment = behandeling necessary = nodig surgeon = chirurg plastic surgery = plastische chirurgie surgery = spreekkamer surgery hours = spreekuur to perform = uitvoeren / verrichten general practitioner / GP = huisarts physician = arts tissue = weefsel directions = aanwijzingen / instructies to bear / to endure = verdragen / uithouden to operate on = opereren to recover = herstellen recovery = herstel to tempt = in de verleiding brengen temptation = verleiding to resist = weerstaan resistance = weerstand irresistible = onweerstaanbaar pharmacy = apotheek medicine / drug = Medicijn mortal / lethal = dodelijk (im)mortal = (on)sterfelijk mortality = sterftecijfer to vomit / to throw up = overgeven / braken common = gewoon / veel voorkomend to cure = genezen incurable = ongeneeslijk mind = geest mental = geestelijk Sane = gezond van geest sanity = geestelijke gezondheid insane = krankzinnig insanity = krankzinnigheid physical = lichamelijk in spite of / despite = ondanks to heal = genezen (van wond) to faint / to pass out = flauwvallen unconscious = bewusteloos conscious = bij bewustzijn consciousness = bewustzijn to revive = reanimeren to suffer = lijden to bury = begraven in accordance with = overeenkomstig cemetery = begraafplaats churchyard = kerkhof funeral = begrafenis tomb = graftombe coffin = kist / doodkist solemn = plechtig late / deceased = wijlen / overleden obituary = in memoriam epitaph = grafschrift hereditary = erfelijk ward = afdeling malignant = kwaadaardig germ = bacterie to distinguish = onderscheiden distinction = onderscheid sévère = hevig suicide = zelfmoord poison = gif to poison = vergiftigen poisonous = giftig sample = monster to ascertain = vaststellen asset = waardevol bezit to get rid of = kwijtraken / afkomen van sore throat = keelpijn vein = ader to relieve = verlichten (1) to alleviate = verlichten (2) to soothe = verlichten (3) sanitary = sanitair / hygiënisch to perish = omkomen for the sake of = vanwege plague = pest to pay homage / to pay tribute = eer betonen dizzy / giddy = duizelig in vain = tevergeefs whether / if = of to educate = opleiden education = opleiding / onderwijs nursery school / kindergarten = kleuterschool primary school = basisschool secondary school = middelbare school comprehensive (school) = scholengemeenschap grammar school = gymnasium boarding school = kostschool subject = vak survey = overzicht linguistics = taalwetenschap linguist = taalkundige to graduate = afstuderen graduate = afgestudeerde undergraduate / student = student degree = graad to enable = in staat stellen boring / dull / tedious = saai to bore = vervelen to be bored = zich vervelen to skip = overslaan mark / grade = cijfer to pass = slagen voor to fail = zakken voor pass / pass mark = voldoende fail / fail mark = onvoldoende to crib = spieken unless = tenzij average = gemiddeld actually = eigenlijk certificate = diploma term = trimester / periode knowledge = kennis superficial = oppervlakkig gymnasium / gym = sportzaal / gymzaal level = niveau to neglect = verwaarlozen neglect = verwaarlozing negligible = te verwaarlozen negligence = slordigheid nickname = bijnaam to apply = toepassen applicable = toepasbaar to compare = vergelijken comparison = vergelijking comparatively / relatively = betrekkelijk illiterate = analfabeet illiteracy = analfabetisme literacy = alfabetisme / geletterdheid to disturb = storen disturbance = verstoring / ordeverstoring progress = vorderingen / vooruitgang rapid = snel course = cursus to oblige = verplichten obligation = verplichting compulsory / obligatory = verplicht to remain = blijven to overlook = over het hoofd zien ambiguous = dubbelzinnig vocation = roeping to intend = van plan zijn intention = bedoeling / plan career = loopbaan / carrier careers teacher = decaan lecture = college to attend = bijwonen attendance = aanwezigheid to quote = citeren quotation = citaat summary = samenvatting main / chief = voornaamste / hoofd- science = wetenschap scientist = wetenschapper scientific = wetenschappelijk to develop = ontwikkelen development = ontwikkeling option = keuze / optie optional subject = keuzevak truant = spijbelaar to play truant = spijbelen truancy = spijbelgedrag rule = regel against = tegen anything but = allesbehalve diligent / industrious = ijverig diligence = ijver vocabulary = woordenschat advanced = gevorderd