Hoofdstuk 1 - t/m 10

Bij methode Finish Up aangemaakt op 11-05-2022 door vince en inmiddels 230 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: vwo

Vragen

relationship = relatie
relative = familielid
close relative = naaste familielid
engaged = verloofd
engagement = verloving
to celebrate = vieren
celebration = viering
to divorce = scheiden
divorce = scheiding
because of / on account of = vanwege
to live together / to cohabit = samenwonen
to separate = uit elkaar gaan
separation = scheiding (na samenwonen)
inseparable = onafscheidelijk
single = alleenstaand
to desert / to abandon = in de steek laten
to bring up / to raise = grootbrengen
foster parents = pleegouders
stepfather = stiefvader
ancestor = voorouder
to descend (from) = afstammen (van)
descendant = afstammeling
bachelor = vrijgezel
adult = volwassene
grown-up = volwassen
to regard / to consider = beschouwen
among = onder (als "in gezelschap van")
to congratulate (on) = feliciteren (met)
congratulations = gefeliciteerd (niet bij verjaardag)
to go steady = verkering hebben
to break it off = het uitmaken
guardian = voogd
reason = reden
adultery = overspel
infidelity = ontrouw
adversity = tegenspoed
to resemble / to look like = lijken op
resemblance = gelijkenis
to strike (struck-struck) = opvallen
remarkable = opmerkelijk
to owe (to) = te danken hebben (aan)
parental = ouderlijk
orphan = wees
acquaintance = kennis
in common = gemeen / gemeenschappelijk
marital = huwelijks
core = kern
infant = baby / peuter
matrimony = huwelijk
offspring = afstammelingen
casual = oppervlakkig
lad = knaap
next of kin = naaste familieleden
minor = minderjarige
fellow / bloke / guy / chap = kerel / vent
human = menselijk
appearance = uiterlijk
scar = litteken
familiar = bekend / vertrouwd
sensitive = gevoelig
to expose (to) = blootstellen (aan)
exposure = blootstelling
to breathe = ademen
naked / nude = naakt
though / although = hoewel
sight = gezichtsvermogen
to perspire = transpireren
perspiration = transpiratie
bald = kaal
to dye = verven (haar / kleding)
muscle = spier
to remove = verwijderen
obese = zwaarlijvig
obesity = zwaarlijvigheid
slim = slank
to slim = afslanken / afvallen
features = gelaatstrekken
wrinkle = rimpel
graceful = gracieus / sierlijk
skull = schedel
sense = zintuig
limbs = ledematen
fatigue = vermoeidheid
To shiver = huiveren / rillen
lame = mank
to seize = grijpen
strength = kracht / krachten
health = gezondheid
healthy = gezond
flu / influenza = griep
disease / illness = ziekte
contagious / infectious = besmettelijk
to deteriorate = slechter worden
to cause = veroorzaken
cause = oorzaak
risk = risico
ordinary = gewoon
to consult = raadplegen
to examine = onderzoeken
tranquilliser = kalmeringsmiddel
label = etiket
to ensure = ervoor zorgen
habit = gewoonte
disabled = gehandicapt / invalide
disability = handicap
chest = borstkas
paralysed = verlamd
kidney = nier
oxygen = zuurstof
contraception = anticonceptie
contraceptive = anticonceptiemiddel
pregnant = zwanger
pregnancy = zwangerschap
maternity = moederschap
paternity = vaderschap
to hurt = pijn doen
to have a fever = koorts hebben
stroke = hersenbloeding
to rehabilitate = revalideren
to prescribe = voorschrijven
prescription = recept
to treat = behandelen
treatment = behandeling
necessary = nodig
surgeon = chirurg
plastic surgery = plastische chirurgie
surgery = spreekkamer
surgery hours = spreekuur
to perform = uitvoeren / verrichten
general practitioner / GP = huisarts
physician = arts
tissue = weefsel
directions = aanwijzingen / instructies
to bear / to endure = verdragen / uithouden
to operate on = opereren
to recover = herstellen
recovery = herstel
to tempt = in de verleiding brengen
temptation = verleiding
to resist = weerstaan
resistance = weerstand
irresistible = onweerstaanbaar
pharmacy = apotheek
medicine / drug = Medicijn
mortal / lethal = dodelijk
(im)mortal = (on)sterfelijk
mortality = sterftecijfer
to vomit / to throw up = overgeven / braken
common = gewoon / veel voorkomend
to cure = genezen
incurable = ongeneeslijk
mind = geest
mental = geestelijk
Sane = gezond van geest
sanity = geestelijke gezondheid
insane = krankzinnig
insanity = krankzinnigheid
physical = lichamelijk
in spite of / despite = ondanks
to heal = genezen (van wond)
to faint / to pass out = flauwvallen
unconscious = bewusteloos
conscious = bij bewustzijn
consciousness = bewustzijn
to revive = reanimeren
to suffer = lijden
to bury = begraven
in accordance with = overeenkomstig
cemetery = begraafplaats
churchyard = kerkhof
funeral = begrafenis
tomb = graftombe
coffin = kist / doodkist
solemn = plechtig
late / deceased = wijlen / overleden
obituary = in memoriam
epitaph = grafschrift
hereditary = erfelijk
ward = afdeling
malignant = kwaadaardig
germ = bacterie
to distinguish = onderscheiden
distinction = onderscheid
sévère = hevig
suicide = zelfmoord
poison = gif
to poison = vergiftigen
poisonous = giftig
sample = monster
to ascertain = vaststellen
asset = waardevol bezit
to get rid of = kwijtraken / afkomen van
sore throat = keelpijn
vein = ader
to relieve = verlichten (1)
to alleviate = verlichten (2)
to soothe = verlichten (3)
sanitary = sanitair / hygiënisch
to perish = omkomen
for the sake of = vanwege
plague = pest
to pay homage / to pay tribute = eer betonen
dizzy / giddy = duizelig
in vain = tevergeefs
whether / if = of
to educate = opleiden
education = opleiding / onderwijs
nursery school / kindergarten = kleuterschool
primary school = basisschool
secondary school = middelbare school
comprehensive (school) = scholengemeenschap
grammar school = gymnasium
boarding school = kostschool
subject = vak
survey = overzicht
linguistics = taalwetenschap
linguist = taalkundige
to graduate = afstuderen
graduate = afgestudeerde
undergraduate / student = student
degree = graad
to enable = in staat stellen
boring / dull / tedious = saai
to bore = vervelen
to be bored = zich vervelen
to skip = overslaan
mark / grade = cijfer
to pass = slagen voor
to fail = zakken voor
pass / pass mark = voldoende
fail / fail mark = onvoldoende
to crib = spieken
unless = tenzij
average = gemiddeld
actually = eigenlijk
certificate = diploma
term = trimester / periode
knowledge = kennis
superficial = oppervlakkig
gymnasium / gym = sportzaal / gymzaal
level = niveau
to neglect = verwaarlozen
neglect = verwaarlozing
negligible = te verwaarlozen
negligence = slordigheid
nickname = bijnaam
to apply = toepassen
applicable = toepasbaar
to compare = vergelijken
comparison = vergelijking
comparatively / relatively = betrekkelijk
illiterate = analfabeet
illiteracy = analfabetisme
literacy = alfabetisme / geletterdheid
to disturb = storen
disturbance = verstoring / ordeverstoring
progress = vorderingen / vooruitgang
rapid = snel
course = cursus
to oblige = verplichten
obligation = verplichting
compulsory / obligatory = verplicht
to remain = blijven
to overlook = over het hoofd zien
ambiguous = dubbelzinnig
vocation = roeping
to intend = van plan zijn
intention = bedoeling / plan
career = loopbaan / carrier
careers teacher = decaan
lecture = college
to attend = bijwonen
attendance = aanwezigheid
to quote = citeren
quotation = citaat
summary = samenvatting
main / chief = voornaamste / hoofd-
science = wetenschap
scientist = wetenschapper
scientific = wetenschappelijk
to develop = ontwikkelen
development = ontwikkeling
option = keuze / optie
optional subject = keuzevak
truant = spijbelaar
to play truant = spijbelen
truancy = spijbelgedrag
rule = regel
against = tegen
anything but = allesbehalve
diligent / industrious = ijverig
diligence = ijver
vocabulary = woordenschat
advanced = gevorderd