116 t/m 121

Bij methode Finish Up deel 1 aangemaakt op 11-05-2021 door vince en inmiddels 382 keer bekeken.
Leerjaar: 6 Niveau: vwo

Vragen

to deprive of = beroven van
deprivations = ontberingen
to retreat = zich terugtrekken
assault = aanval
foe = vijand
blast = explosie
bold = (stout)moedig
cowardice = lafheid
to submit to = zich onderwerpen aan
futile = zinloos
to destine = (voor)bestemmen
tantamount to = gelijk aan
to repel = afslaan, afstoten
victor = overwinnaar
insurrection = opstand
to embark = zich inschepen
embarkation = inscheping
to embark on = beginnen aan
to disembark = ontschepen
doomed = gedoemd
doom = ondergang
to charge = aanvallen
to retaliate = wraak nemen, terugslaan
to besiege = belegeren
siege = belegering
vanguard = voorhoede
rear = achterhoede
atrocity = gruweldaad
to impoverish = arm maken
invincible = onoverwinnelijk
to input = invoeren
cable = telegram
wire = telegram
to gauge = peilen
to discredit = in diskrediet brengen
to direct (to) = richten (aan)
to suggest = aangeven
to articulate = uitdrukken
quarterly = kwartaaltijdschrift
to rectify = rectificeren, verbeteren
to divert = afleiden
potent = machtig, sterk
to forward = zenden
to highlight = benadrukken
to hound = opjagen, belagen
implication = gevolg
to issue = uitgeven
to proceed = verdergaan
to gather = concluderen
to observe = opmerken, zien
to certify = verklaren
to convey = uitdrukken, overbrengen
to amount to = betekenen, neerkomen op
to evade = ontwijken
evasive = ontwijkend
prime = belangrijkste
to brief = instructies geven aan
briefing = instructiebijeenkomst
device = manier
to dispatch = verzenden
idle = werkloos
to lay off = ontslaan
to accomplish = bereiken
accomplished = talentvol, bekwaam
to collaborate = samenwerken
clause = bepaling
to attribute to = toeschrijven aan
scope = ruimte
to opt for = kiezen
to opt out = kiezen om iets niet te doen
craft = ambacht, handvaardigheid
zeal = ijver, toewijding
zealous = gretig, ijverig
component = onderdeel
to sustain = volhouden
sustained = langdurig
crux = kern
workforce = personeel
to give notice = ontslag aanzeggen, ontslaan
to shirk = zich onttrekken aan
to resume = hervatten
to undertake = op zich nemen
precarious = onzeker
to appeal to = een beroep doen op
appeal = beroep, dringend verzoek
grievance = grief, klacht
grim = somber
to gain = krijgen
gain = winst
cash dispenser = geldautomaat
wallet = portefeuille
to yield = opleveren
merchant = koopman
merchandise = koopwaar
briefcase = aktetas
settlement = regeling
prerequisite = noodzakelijke voorwaarde
to thrive = bloeien
to consolidate = versterken
commodity = handelswaar
to authorise = machtigen
magnate, tycoon = magnaat
to exercise = uitoefenen
to settle = regelen
premises = pand, gebouw
revenue = inkomsten
to relate to = in verband staan met
affluent = rijk, welvarend
affluence = rijkdom, weelde
to amount to = bedragen
due = verschuldigd
expenditure = uitgaven
funds = geld, fondsen
to provide for = zorgen voor
provision = voorziening, maatregel
provisions = proviand
plight = (slechte) toestand
with a view to = met het oog op
trifle = kleinigheid
trivial = onbelangrijk
ample = volop / ruim
deficiency = gebrek
deficient = onvoldoende / gebrekkig
to abound = in overvloed voorkomen
abundance = overvloed
abundant = overvloedig
to cram = volpropen
gravity = zwaartekracht
proportion = deel
disproportionate = onevenredig
innummerable = ontelbaar
decay = verval
handsome = flink
rate = snelheid
invaluable = van onschatbare waarde
to surpass = overtreffen
to heighten = verhogen
to range between = liggen tussen
packed = bomvol
immense = enorm
inferior (to) = lager (dan)
inferior = minder / slechter
inderiority = minderwaardigheid
lukewarm = lauw
to constitute = vormen
superior (to) = hoger (dan)
superior (to) = beter (dan)
superiority = overmacht, superioriteit
to hoard = hamsteren, inslaan
hoard = voorraad
excess = teveel, overvloed
excessive = overmatig, te veel
in excess of = boven
to magnify = vergroten
ration = rantsoen
to ration = rantsoeneren
self-sufficient = zelfstandig
degree = hoogte, mate
minute = heel klein
limit = grens
store = voorraad
sole = enige
solely = alleen
a mere = slechts
latitude = breedte
longitude = lengte
populous = dichtbevolkt
to enumerate = opsommen
to accumulate = zich ophopen
multitude = groot aantal, menigte
surge = plotselinge stijging
to prevail = (over)heersen
void = leegte