Shopping

Bij methode Finish Up aangemaakt op 23-05-2020 door sven en inmiddels 459 keer bekeken.
Leerjaar: 5

Vragen

to shop = winkelen
to do one's shopping = boodschappen doen
department store = warenhuis
store = winkel
store chain = winkelketen
basement = souterrain
escalator = roltrap
to browse = rondkijken / bladeren
shop window = etalage
to display = uitstallen / laten zien
available = verkrijgbaar
brand = merk
to wrap = inpakken
to reduce = afprijzen / verlagen
discount = korting
bargain = koopje
vat = btw
stock = voorraad
to stock = in voorraad hebben
customer = klant
shop assistant = verkoopster / verkoper
to attend to / to serve = helpen (in winkel)
junk / trash = rommel / troep
mall / shopping mall = winkelcentrum
trolley = winkelwagentje
cash desk / checkout = kassa
receipt = kassabon
to exchange = ruilen
to refund = terugbetalen
use-by date / best-before date / use by date / best before date = houdbaarheidsdatum