Hoofdstuk 21 - Speaking

Bij methode Finish Up aangemaakt op 08-05-2018 door sven en inmiddels 877 keer bekeken.
Leerjaar: 3

Vragen

to interrupt = onderbreken
proverb = spreekwoord
gossip = roddel
to gossip = roddelen
curious, odd = eigenaardig, vreemd
to utter = uiten
remark = opmerking
bilingual = tweetalig
native language, native tongue, mother tongue = moedertaal
subject = onderwerp
to emphasize, to stress = benadrukken
emphasis, stress = klemtoon, nadruk
fluent = vloeiend
slang = jargon
to chat = kletsen
silence = stilte
silent = stil, zwijgend
account = verslag
understatement = understatement, te zwakke uitdrukking
to exclaim = uitroepen
eloquent = welsprekend
eloquence = welsprekendheid
chairman = voorzitter
narrator = verteller
to hesitate = aarzelen
hesitation = aarzeling
to confuse = in verwarring brengen
confusing = verwarrend