Hoofdstuk 3 - woordenlijst unit 3
Bij methode Solutions aangemaakt op 28-10-2020 door vince en inmiddels 468 keer bekeken.
Leerjaar: 3
Vragen
accountant = accountant, boekhouder actor = acteur administrator = administrateur aircraft pilot = piloot architect = architect astronaut = astronaut bank = bank boring = saai builder = aannemer, bouwer building site = bouwterrein busy = druk call centre = telefonische helpdesk carry out = uitvoeren challenging = uitdagend, uitdaging (be in) charge (of) = de leiding hebben (van) chef = chef-kok coal miner = mijnwerker customer = klant discriminate = discrimineren, onderscheiden easy = makkelijk editor = redacteur employee = werknemer employer = werkgever estate agent = makelaar find out = ontdekken full-time = fulltime (volledig) fun = leuk give out = uitdelen get on badly with = slecht (kunnen) opschieten met get on well with = goed (kunnen) opschieten met hospital = ziekenhuis immigrant = immigrant job opportunity = werkgelegenheid kindergarten teacher = kleuterschooldocent laboratory = laboratorium labourer = arbeider look after = zorgen voor look for = zoeken (naar) lorry driver = vrachtwagenchauffeur (do) manual work = handarbeid (doen) mechanic = monteur menial = huishoudelijk midwife = vroedvrouw musician = muzikant nanny = kindermeisje / kinderjuffrouw nurse = verpleegster office = kantoor (do) paperwork = administratief werk part-time = parttime, deeltijd pass through = lopen door pick up = ophalen / oppakken plumber = loodgieter reputation = reputatie restaurant = restaurant school = school scientist = wetenschapper secretary = secretaresse shop = winkel skilled = geschoold / ervaren stressful = zwaar studio = studio supervisor = supervisor, chef surgeon = chirurg surgery = operatiekamer / spreekkamer teacher = docent the public = het publiek / de mensen trainee = stagiair(e) travel agent = reisagent unskilled = ongeschoold / onervaren warehouse = magazijn / pakhuis work out = oplossen