politics
Bij methode HCE Engels examenidioom aangemaakt op 04-02-2021 door mason en inmiddels 473 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Vragen
politics = politiek parliament = parlement politician = politicus Member of Parliament = Lagerhuislid House of Commons = Lagerhuis House of Lords = Hogerhuis peer = Hogerhuislid to represent = vertegenwoordigen representative = vertegenwoordiger government = regering to govern = regeren administration (AE) = regering minister / secretary = minister Prime Minister (PM) = minister-president Foreign Secretary = minister van Buitenlandse Zaken Foreign Office = ministerie van Buitenlandse Zaken Home Secretary = minister van Binnenlandse Zaken Home Office = ministerie van Binnenlandse Zaken Chancellor (of the Exchequer) = minister van Financiën Treasury = Ministerie van Financiën domestic / internal = binnenlands to participate / to take part = deelnemen participant = deelnemer participation = deelname / participatie