Hoofdstuk 6 - Hoofdstuk 6

Bij methode HCE Engels examenidioom aangemaakt op 25-05-2020 door lucas en inmiddels 652 keer bekeken.
Leerjaar: 5 Niveau: havo

Vragen

conscious = bewust
subconscious = onderbewustzijn
species = diersoort
mammal = zoogdier
paw = poot
chest = borst
vein = ader
bug = insect
cockroach = kakkerlak
ladybird = lieveheersbeestje
fur = bont
breed = ras
vermin = ongedierte
gender = geslacht
stem = stengel
hedge = haag
maple = esdoorn
shamrock = klaverblad
fragrance = geur
corpse = lijk
to spoil = bederven
mortality = sterfte
predator = roofdier
vulture = gier
to breed = fokken
fertile = vruchtbaar
soil = aarde
harvest = oogst
rural = landelijk
endangered = bedreigd
extinct = uitgestorven
captivity = gevangenschap
prey = prooi
vet = dierenarts
to wander = rondzwerven
to stroke = aaien
to snort = snuiven
to sigh = zuchten
to puke = overgeven
to ache = pijn doen
bestaan = existence
overleven = to survive
dakloos = homeless
lichamelijk = physical
zintuig = sense
zuurstof = oxygen
slikken, inslikken = to swallow
bewust = aware
aankomen (gewicht) = to gain
gewond = injured
zorg = care
verbouwen = to grow
schepsel, dier = creature
schadelijk = harmful
pavement (BE) / sidewalk (AE) = stoep
junction = kruispunt
traffic jam = verkeersopstopping
congestion = opstopping
pace = snelheid
right of way = voorrang
rush hour = de spits
to exceed = overschrijden
prohibited = verboden
convertible = cabriolet
casualty = slachtoffer
collision = botsing
to skid = slippen
bend = bocht
to crash into = botsen tegen
fuel = brandstof
to avert = voorkomen
cautious = voorzichtig
destination = bestemming
to be due = moeten aankomen
aviation = luchtvaart
terminal = vertrekhal, aankomsthal
to inquire about = informeren naar
vehicle = voertuig
maintenance = onderhoud
cargo = lading
tailback = file
to dazzle = verblinden
customs = douane
valid = geldig
crew = bemanning
to stroll = slenteren
to come across = toevallig tegenkomen
coach = touringcar
to assemble = zich verzamelen
to abandon = verlaten
to disembark = van boord gaan
passage = overtocht
pit stop = tussenstop
hitchhiker = lifter
kruispunt = crossroads
voetganger = pedestrian
inhalen = to overtake
een boete krijgen = to be fined
benzinestation = gas station, petrol station
retourtje = return ticket
perron = platform
vertrek = departure
vertraging = delay
annuleren, afgelasten = to cancel
met de metro = by subway, by underground
VVV = Tourist information Centre
bezienswaardigheid = sight
stadsplattegrond = town plan
in het buitenland, naar het buitenland = abroad
ongevaarlijk = harmless
to compete = deelnemen (aan wedstrijd)
competitive = prestatiegericht
impartial = onpartijdig
contest = wedstrijd (met een jury)
contestant = deelnemer (aan wedstrijd)
substitute = invaller
pitch = veld
grandstand = tribune
tournament = toernooi
event = gebeurtenis
challenge = uitdaging
pursuit = bezigheid
suspense = spanning
jigsaw = puzzel
achievement = prestatie
equipment = uitrusting
attempt = poging
stamina = uithoudingsvermogen
endurance = uithoudingsvermogen
strength = kracht
to defeat = verslaan
to strive for = streven naar
adept = bekwaam
stage = podium
leading part = hoofdrol
facility = voorziening
victory = overwinning
defeat = nederlaag
effort = inspanning
draw = gelijkspel
award = prijs
to award = toekennen
spectator = toeschouwer
premier league = eredivisie
runner-up = tweede
trainers = sportschoenen
tracksuit = trainingspak
to dash = rennen
gear = uitrusting
voluntary = vrijwillig
vrije tijd = spare time
vrijetijdsbesteding = pastime
aanzetten = to switch on
aan sport doen = to do a sport
fitnessen = work out
in vorm = in shape
presteren = to perform
lid = member
blessure = injury
training = training session
tegenstander = opponent
scheidsrechter = referee
halve finale = semi-final
valsspelen = to cheat
toegangsprijs = admission charge
virtue = deugd
sincere = oprecht
sensible = verstandig
modest = bescheiden
thoughtful = attent
determination = vastberadenheid
to persevere = doorzetten
imagination = verbeeldingskracht
courage = moed
reliable = betrouwbaar
mature = rijp / volwassen
proud = trots
pride = trots
obedient = gehoorzaam
bold = moedig
prudent = verstandig
conceited = verwaand
down-to-earth = nuchter
aspiring = ambitieus
self-esteem = eigenwaarde
ignorance = onwetendheid
anxiety = bezorgdheid
loyal = trouw
insolence = onbeschoftheid
offensive = beledigend
prejudiced = bevooroordeeld
vain = ijdel
short-sighted = kortzichtig
stingy = gierig
ruthless = meedogenloos
indifferent = onverschillig
greedy = hebzuchtig
gloomy = somber
compulsive = dwangmatig
choosy = kieskeurig
odd = vreemd
celebrity = beroemdheid
reckless = roekeloos
custom = gebruik
to be inclined to = de neiging hebben
gewoonte (van een persoon) = habit
fatsoenlijk = decent
vastberaden = determined
prikkelbaar = touchy
verdraagzaam = tolerant
onafhankelijk = independent
gul = generous
nieuwsgierig = curious
slordig = sloppy
vol vertrouwen = confident
begripvol = understanding
soepel = flexible
koppig = stubborn
verlegen = shy
streng = strict
gossip = roddel
rumour = gerucht
subject = onderwerp
topic = onderwerp
to announce = aankondigen
to convey = meedelen
to endorse = goedkeuren
to preach = preken
statement = verklaring
gesture = gebaar
tabloid = roddelblad
headlines = krantenkoppen
slip of the tongue = verspreking
issue = kwestie
ratings = kijkcijfers
to highlight = benadrukken
newsagent = kiosk
editor = redacteur
data = gegevens
abbreviation = afkorting
to browse = bladeren
survey = onderzoek
poll = opiniepeiling
to indicate = te kennen geven
to imply = blijken uit
to refer = verwijzen
to claim = beweren
to evade = ontwijken
regardless of = ongeacht
significance = belang
incomprehensible = onbegrijpelijk
oral = mondeling
verbal = mondeling
to exaggerate = overdrijven
to emphasize = benadrukken
to contradict = tegenspreken
in italics = cursief
to persuade = overhalen
to assure = verzekeren
to acknowledge = erkennen
aantekeningen maken = to make notes
kijker = viewer
toegeven = to admit
uitgeven = to publish
uitzenden = to broadcast
de booschap overbrengen = to get the message across
reclamespotje = commercial
middel = means
mobieltje = cellphone / mobile phone
sms'en = to text message
indruk = impression
contact houden = to keep in touch
meedelen = to inform
overtuigen = to convince
vertaling = translation