Hoofdstuk 3 - 3.1 Pleasure or pressure?
Bij methode Of course! aangemaakt op 17-10-2022 door lars en inmiddels 194 keer bekeken.
Leerjaar: 4
Niveau: vwo
Vragen
16 worden = to turn 16 aan boord van = aboard aanpakken, omgaan met = handle begrafenis = funeral bewoner = resident bovendien = moreover collega = colleague concurreren = compete dalen, verminderen = decrease geboren = native gebrekkig = faulty geweldig = tremendous gezaghebbend = prestigious gezinslid = member of the family juwelen = jewellery katoen = cotton kennis = acquaintance kinderjaren = childhood kwetsbaar = vulnerable magazijn = warehouse noodgeval = emergency onbetaalbaar = priceless opladen = charge opvoeden = raise overleving = survival puber = adolescent standbeeld = statue toeval = coincidence uit elkaar vallen = fall apart uitpakken = unwrap uitrusting = equipment van gedachten veranderen = change my mind verkering hebben met = date verwijderen = remove voetganger = pedestrian volwassene = adult voorzieningen = supplies vroegere = former zich verzetten tegen = oppose afterlife = hiernamaals ancient = zeer oud artefact = kunstvoorwerp carving = gravure certified = bevoegd, gediplomeerd claim = (op)eisen decade = decennium, periode van 10 jaar decayed = vervallen defeat = nederlaag on display = tentoongesteld embark on = beginnen aan endurance = uithoudingsvermogen excavation = uit- / opgraving life raft = reddingsvlot marble = marmer(en) passion = hartstocht, hevig verlangen preserve = bewaren prodigy = wonderkind pursuit = bezigheid runner-up = tweede (in een race) storage = opslag stroller = wandelwagen take refuge = schuilplaats zoeken tracksuit = trainingspak vibrant = levendig victory = overwinning