Hoofdstuk 3 - 3.1 Pleasure or pressure?

Bij methode Of course! aangemaakt op 17-10-2022 door lars en inmiddels 128 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: vwo

Vragen

16 worden = to turn 16
aan boord van = aboard
aanpakken, omgaan met = handle
begrafenis = funeral
bewoner = resident
bovendien = moreover
collega = colleague
concurreren = compete
dalen, verminderen = decrease
geboren = native
gebrekkig = faulty
geweldig = tremendous
gezaghebbend = prestigious
gezinslid = member of the family
juwelen = jewellery
katoen = cotton
kennis = acquaintance
kinderjaren = childhood
kwetsbaar = vulnerable
magazijn = warehouse
noodgeval = emergency
onbetaalbaar = priceless
opladen = charge
opvoeden = raise
overleving = survival
puber = adolescent
standbeeld = statue
toeval = coincidence
uit elkaar vallen = fall apart
uitpakken = unwrap
uitrusting = equipment
van gedachten veranderen = change my mind
verkering hebben met = date
verwijderen = remove
voetganger = pedestrian
volwassene = adult
voorzieningen = supplies
vroegere = former
zich verzetten tegen = oppose
afterlife = hiernamaals
ancient = zeer oud
artefact = kunstvoorwerp
carving = gravure
certified = bevoegd, gediplomeerd
claim = (op)eisen
decade = decennium, periode van 10 jaar
decayed = vervallen
defeat = nederlaag
on display = tentoongesteld
embark on = beginnen aan
endurance = uithoudingsvermogen
excavation = uit- / opgraving
life raft = reddingsvlot
marble = marmer(en)
passion = hartstocht, hevig verlangen
preserve = bewaren
prodigy = wonderkind
pursuit = bezigheid
runner-up = tweede (in een race)
storage = opslag
stroller = wandelwagen
take refuge = schuilplaats zoeken
tracksuit = trainingspak
vibrant = levendig
victory = overwinning