Hoofdstuk 1 - §3
Bij methode Of course! deel 4 aangemaakt op 28-10-2021 door mason en inmiddels 377 keer bekeken.
Leerjaar: 4
Niveau: vwo
Vragen
achteruitgang = decline af en toe = occasionally basisschool = primary school beloning = reward beoordelen = judge bereiken = achieve beroemdheid = celebrity beschikbaar = available betrokken bij = involved in beweren = claim bijdragen aan = contribute blijken (te zijn) = turn out dingen die ertoe doen = things that matter doel op zich = an end in itself door middel van = by means of een 15-jarige jongen = a 15-year-old boy een rol spelen = play a part eergisteren = the day before yesterday eigendom = property gedrag = behaviour gemeen hebben = have in common hek = fence herkennen = recognize Het hoort er nu eenmaal bij. = It's part of the game. in de leeftijd van 10-25 jaar = aged 10 to 25 invloed = an impact jaarlijks = annual je doel bereiken = to reach one's goal Je slaat de spijker op zijn kop. = You've hit the nail on the head. klagen = complain kwestie = matter licht, klein = slight lomp, onbeleefd = rude meerderheid = majority muzikant = musician naderen = approach nadoen = copy omvang = extent onderwerp = subject onderwijs = education oorzaak en gevolg = cause and effect opperen = put forward plaats van optreden = venue rijkdom = wealth roddel = gossip roem = fame smaak = flavour vastbesloten = determined vergroten, versterken = raise verkwisting = waste vooral = especially waardeloos = lousy waaronder = including weigeren = refuse zeuren = whining zich voorstellen, verbeelden = imagine zin hebben om = feel like zowel ... als = as well as access = toegang krijgen tot anticipate = verwachten appalled = ontsteld aspiration = doel, verlangen aspire = ernaar streven autograph = handtekening bin = vuilnisbak bunch of = groep (mensen) confirmation = bevestiging consider = beschouwen als controversial = omstreden devoted = toegewijd distinct = duidelijk engaged = bezig heir / heiress = erfgenaam / erfgename outright = meteen, direct pervert = bederven presume = aannemen pretend = doen alsof recall = zich herinneren reflect = weergeven resent = kwalijk nemen resolve = oplossen startle = (op)schrikken tedious = saai union = (vak)bond