Hoofdstuk 1 - Alle woordjes H1

Bij methode Stepping Stones aangemaakt op 12-05-2023 door teun en inmiddels 220 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: vwo

Vragen

be into / like / love = leuk vinden
likes = dingen die iemand leuk vind
dislikes = dingen die iemand niet leuk vind
doing to dishes = afwassen
freckles = sproeten
hate = een hekel hebben aan
horse-riding = paardrijden
look = lijken
looks = uiterlijk
slim = dun
straight = steil
curly = krullen
A friend in Need is a friend in Deed = in nood leert men zijn vrienden kennen
You can choose your friends, but you can't choose your family = je vrienden kan je Uitzoeken, maar niet je familie
Bob's you uncle = klaar is kees
Two is Company, three is crowd = drie is teveel
Don't judge a book by its cover = oordeel niet naar het uiterlijk
Australia = Australië
draw = tekenen
favourite = favoriet
Football = voetbal
food = eten, voedsel
hide = verstoppen
hobby = hobby
however = echter
PE = gym, gymnastiek
pen pal = penvriendin
pet = huisdier
plane = vliegtuig
soccer = voetbal (in vs)
spy = spion
subject = vak
trouble = oneerlijk
unknown = onbekend
write = schrijven
be there = er te zijn voor iemand
fond of = dol op, gek op
foreign = buitenlands, vreemd
immediately = onmiddelijk
kind = vriendelijk
look for = zoeken naar
match = bij elkaar passen
old-fashioned = ouderwets
outdoors = buiten, open lucht
reruns = herhalingen
skinny = mager
shop = winkelen
single = vrijgezel
tune in to = afstemmen op
watch = kijken
abroad = in / naar het buitenland
actor = acteur
actress = actrice
actually = eigenlijk
advice = advies
always = altijd
annoy = irriteren
cheer up = opvrolijken
each other = elkaar
famous = beroemd
grow up = opgroeien
important = belangrijk
introduce = voorstellen
separated = gescheiden
siblings = broers en zusters
sometimes = soms
spend = doorbrengen
twins = tweeling
visit = bezoeken
classmate = klasgenoot
clue = idee
cute = leuk
embarrassing = gênant, beschamend
eye = oog
hair = haar
homework = huiswerk
introduction = kennismaking
letter = brief
meet = elkaar ontmoeten
name = naam
nervous = zenuwachtig
pupil = leerling
recognize = herkennen
remember = onthouden
tall = lang
trip = struikelen
aunt = tante
be / come from = uit komen
Brother = broer
Cousin = nicht / neef
daughter = dochter
grandchildren = kleinkinderen
grandfather = opa
grandmother = oma
grandparents = grootouders
husband = echtgenoot
live = wonen
nephew = neefje
niece = nichtje
parents = ouders
relative = familielid
sister = zus
sister-in-law = schoonzus
son = zoon
uncle = oom
wife = echtgenote
yourself = jezelf
centre = centrum
Ireland = Ierland
island = eiland
kind = soort
New Zealand = Nieuw-Zeeland
Philippines = Filippijnen
South Africa = Zuid-Afrika
travel = reizen
United Kingdom = Verenigd Konikrijk
USA = Amerika
United States of America = Amerika
weather = weer