Hoofdstuk 1 - A-I + proverbs & sayings

Bij methode Stepping Stones deel - aangemaakt op 14-02-2023 door teun en inmiddels 241 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: vwo

Vragen

advice = advies
audience = publiek
contestant = deelnemer
evening = avond
good luck = succes
guest = gast
guitar = gitaar
judge = jurylid
message = bericht
perform = optreden
performance = optreden
practise = oefenen
remember = onthouden
rhyme = rijmen
stage = podium
stage name = artiestennaam
surname = achternaam
surprise = verrassing
travel = reizen
tube = metro
viewer = kijker
worries = zorgen
aunt = tante
boyfriend = vriendje
Cousin = nicht / neef
girlfriend = vriendinnetje
granddaughter = kleindochter
grandson = kleinzoon
half brother = halfbroer
husband = man
nephew = neef
niece = nicht
siblings = broers en zussen
stepfather = stiefvader
stepmother = stiefmoeder
twins = tweeling
uncle = oom
wife = vrouw
beautiful = mooi / mooie
capital = hoofdstad
crowded = vol / druk
famous = beroemd
flower = bloem
Indian = Indiaas
inhabitant = inwoner
introduce = voorstellen
move = verhuizen
place name = plaatsnaam
pronounce = uitspreken
raised = opgevoed
strange = raar / vreemd
together = samen
village = dorp
Welsh = uit Wales
younger = jonger / jongere
address = adres
birthday = verjaardag
born = geboren
british = brits
First name = voornaam
mobile phone number = mobiele telefoonnummer
nationality = nationaliteit
personal information = persoonlijke gegevens
postcode = postcode
abroad = in het buitenland
amazing = verbazingwekkend
boring = saai
canyon = ravijn
dirty = vies
enormous = enorm
expensive = duur
ferry boat = veerboot
fireworks = vuurwerk
garden = tuin
Holiday = feestdag
sold out = uitverkocht
spend time = tijd doorbrengen
spill = morsen
statue = standbeeld
that's a shame = dat is jammer
trip = reis / reisje
view = uitzicht
visit = bezoeken
care about = geven om
daily = dagelijks
different = anders
effort = moeite
embarrass = in verlegenheid brengen
entire = geheel / gehele
excitement = opwinding
experience = ervaring
front porch = veranda
keep up = volhouden
morning = ochtend
relative = familielid
reward = belonen
sleep in = uitslapen
spare = besparen
swim trunks = zwembroek
teenager = tiener
thrill = sensatie
wave = zwaaien
wear = dragen / dragen van kleding
well-known = bekend / bekende
actress = actrice
friend = vriend / vriendin
others = anderen
parents = ouders
restaurant = restaurant
university = universiteit
As thick as thieves = Heel goed bevriend zijn
Blood is thicker than water = Het hemd is nader dan de rok
Love your neighbour as yourself = Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden
The road to a friend's house is never long = Goede vrienden zijn er altijd voor je
You can choose your friends, but you can't choose your family = Je kunt je vrienden uitzoeken, maar je familie niet