Hoofdstuk 7 - Alle vocabulaire A t/m G

Bij methode Stepping Stones aangemaakt op 03-12-2021 door mats en inmiddels 230 keer bekeken.
Leerjaar: 2 Niveau: vmbo-t/havo/vwo

Vragen

zolder = attic
auction = veiling
bid = bieden
cashier = caissière
certain = zeker
charity = goede doel
competition = concurrentie
department store = warenhuis
donate = doneren
earrings = oorbellen
empty-handed = met lege handen
fierce = heftig(e)
generous = vrijgevig
grab = grijpen
jewellery = juwelen
mention = noemen
owner = eigenaar
profit = winst
value = waarde
advertisement = advertentie
amount = hoeveelheid
commercial = reclamespot
currently = momenteel
experiment = experiment
instead of = in plaats van
immediately = meteen
manage = leiden, besturen
next to = naast
promise = beloven
receive = ontvangen
response = antwoord
sign = bord
succeed = slagen, succes hebben
trade = ruilen
well-known = bekend
alarm clock = wekker
cotton = katoen
discount = korting
gift = kado
iron = metaal
limited = beperkt
offer = (aan)bieden
order = bestellen
possible = mogelijk
refund = teruggave
satisfied = tevreden
satisfaction guaranteed = tevredenheid gegarandeerd
size = maat
stock = voorraad
admire = bewonderen
escalator = roltrap
founder = oprichter
groceries = boodschappen
library = bibliotheek
nowadays = tegenwoordig
research = onderzoek
staff = personeel
suitable = geschikt(e)
complicated = gecompliceerd
departmend = afdeling
disappoint = teleurstellen
employee = werknemer
entirely = geheel
fed up = zat van
ivolve = betrekken
label = etiket
polite = beleefd
receipt = bon
ridiculous = belachelijk
service desk = helpdesk
shop assistant = winkelbediende, verkoper
shrink = krimpen
wardrobe = garderobe
department = afdeling
involve = betrekken
bend = bocht
browse = rondneuzen
contain;include = bevatten
daily = dagelijks
depend on = afhangen van
entrance = ingang
exit = uitgang
hallway = hal
mall = overdekt winkelcentrum
parking area = parkeergebied
retail = kleinhandel
surface = oppervlakte
visitor = bezoeker
bargain = koopje
disturb = storen
exchange = ruilen
fault = schuld
freebie = weggevertje
get my money's worth = waar voor mijn geld krijgen
put aside = opzij leggen
responsibility = verantwoordelijkheid
someone else = iemand anders
return = terugbrengen
similar = gelijksoortig