Hoofdstuk 36 - 40: Travelling

Bij methode Build Up aangemaakt op 18-05-2018 door noah en inmiddels 833 keer bekeken.
Leerjaar: 3 Niveau: havo/vwo

Vragen

to travel = reizen
to arrive = aankomen
arrival = aankomst
to leave / to depart = vertrekken
departure = vertrek
passenger = passagier
fellow passenger = medepassagier
platform = perron
luggage / baggage = bagage
to check = controleren
to see someone off = iemand wegbrengen
to pick up = ophalen
to wave = wuiven
to suggest / to propose = voorstellen
suggestion = voorstel
to reject = afwijzen
to catch = halen
carriage = wagon
non-smoker = niet-roker
queue = rij
to queue = in de rij staan
to be in a hurry = haast hebben
engine = locomotief
slow train = stoptrein
fast train = sneltrein
to connect / to link = verbinden
connection = verbinding
link = verbinding
locker = kluisje
underground = metro
tube = metro
to get on = instappen
to get off = uitstappen
to change = overstappen
compartment = coupé
coach = touringcar
occupied = bezet
taken = bezet
beside = naast
next to = naast
timetable = dienstregeling
single ticket = enkele reis
return ticket = retourtje
lane = rijbaan
train guard = treinconducteur
bus conductor = busconducteur
information = inlichtingen
car park = parkeerterrein
brake = rem
to brake = remmen
van = bestelwagen
purpose = doel
lorry = vrachtwagen
cargo = lading
tyre = buitenband
tube = binnenband
pressure = druk
boot = kofferruimte
flat tyre = lekke band
puncture = lek
spare tyre = reserveband
taxi / cab = taxi
rucksack = rugzak
petrol = benzine
fuel = brandstof
petrol station / filling station = benzinepomp
torch = zaklantaarn
battery = batterij
unleaded / lead free = loodvrij
engine = motor
engine trouble = motorpech
advantage = voordeel
disadvantage = nadeel
driving licence = rijbewijs
bonnet = motorkap
windscreen = voorruit
make = merk
to load = laden
to adjust = aanpassen
safety belt / seat belt = veiligheidsgordel
safety = veiligheid
responsible = verantwoordelijk
responsibility = verantwoordelijkheid
as though = alsof
to run out = opraken
spare part = onderdeel
spare = onderdeel
mechanic = monteur
gear = versnelling
vehicle = voertuig
ferry = veerboot
cabin = hut
berth = kooi
crew = bemanning
force = kracht
to force = dwingen
wreck = wrak
to rescue = redden
vessel = vaartuig
coast = kust
lighthouse = vuurtoren
harbour = haven
port = haven
on board = aan boord
ashore = aan land
lifeboat = reddingsboot
lifebelt = reddingsgordel
rough = ruw
crossing = overtocht
passage = overtocht
to belong to = het eigendom zijn van
jet = straalvoertuig
to fly = vliegen
to fasten = vastmaken
to take off = opstijgen
runway = startbaan
runway = landingsbaan
to board = instappen
altitude = hoogte
to crash = neerstorten
wing = vleugel
disaster = ramp
flight = vlucht
to cancel = annuleren
cancellation = annulering
to be delayed = vertragen
delay = vertraging
duty-free / tax-free = belastingvrij
perfume = parfum
to fear = vrezen
fear = vrees
to hijack = kapen
miracle = wonder
to go trough customs = door de douane gaan
customs officer = douanebeambte
to declare = aangeven
travel agent = reisbureau
travel agency = reisbureau
to arrange = regelen
arrangement = regeling
to recommend = aanbevelen
impression = indruk
to look forward to = uitkijken naar
map = kaart
town plan = stadsplattegrond
to discover = ontdekken
discovery = ontdekking
suitcase = koffer
heavy = zwaar
to cover = afleggen
to leave for = vertrekken naar