Hoofdstuk 1 - 4,5,6,7 the human body

Bij methode Build Up aangemaakt op 29-03-2023 door max en inmiddels 148 keer bekeken.
Leerjaar: 3 Niveau: havo/vwo

Vragen

chest = borstkas
throat = keel
pain = pijn
painful = pijnlijk
because of = vanwege
to breathe = ademen
breath = adem
stomach = maag
skin = huid
sensitive = gevoelig
to scratch = krabben
thigh = dij
muscle = spier
thumb = duim
to suck = zuigen
wrist = pols
tanned = gebruind
to hurt = bezeren
skull = schedel
to hit = raken
brain(s) = hersens
eyebrow = wenkbrauw
hairdresser = kapper
cheek = wang
jaw = kaak
moustache = snor
curl = krul
curly = krullend
blond = blond
remark = opmerking
to ignore = negeren
handsome = knap( mannen)
pretty = knap (vrouwen)
good-looking = knap
ugly = lelijk
freckles = sproeten
pale = bleek
a sore troath = een zere keel
to snore = Snurken
corpse = lijk
tender = teder, zacht
barber = herenkapper
fair = blond
pale = licht
belly = buik
scar = litteken
vein = ader
waist = middel
eyelash = wimper
wrinkle = rimpel
backbone = ruggengraat
tear = traan
naked, nude = naakt
oxygen = zuurstof
To shiver = huiveren, rillen
pink = roze
bald = kaal
slim = slank
to slim = afslanken
to brush = poetsen
ought to, should = moet
twice = tweemaal
to carry = dragen
skeleton = skelet
to vomit, to throw up = overgeven
to stir = roeren
thrunk = romp
feature = gelaatstrek
to doze = dutten
drowsy = slaperig
slender = slank
to tap = tikken, kloppen
to wink = knipogen
to sob = snikken
to distinguish = onderscheid maken
to expose = blootstellen
exposure = blootstelling
to strike = slaan
to act = handelen
to tremble = beven
to rub = wrijven
to nod = knikken
to shake = schudden
to shave = zich scheren
shaver = scheerapparaat
razor = scheermes
to pant = hijgen
to stoop = bukken
to yawn = geeuwen
to chew = kauwen
to swallow = (in)slikken
tattoo = tatoeage
to throw = gooien
to peer = turen
to swing = zwaaien
to bow = buigen
to pat = kloppen, tikken
to yell = gillen
to crawl = kruipen
to twist = draaien
to frown = het voorhoofd fronsen
to gaze at = staren naar
to hand = overhandigen
to shudder = huiveren, rillen
to fling = smijten