Hoofdstuk 21 - [21-40] ALLE WOORDENLIJSTEN

Bij methode Build Up aangemaakt op 16-12-2022 door sara en inmiddels 150 keer bekeken.
Leerjaar: 3 Niveau: havo/vwo

Vragen

to educate = opleiden
education = opleiding
important = belangrijk
nursery school = kleuterschool
kindergarten = kleuterschool
primary school = basisschool
secondary school = voortgezet onderwijs
comprehensive (school) = scholengemeenschap
grammar school = gymnasium
college = hoger onderwijs
boarding school = kostschool
lesson = les
timetable = rooster
subject = vak
career = carrière
to draw = tekenen
drawing = tekening
break = pauze
science = wetenschap
scientist = wetenschapper
research = onderzoek
scientific = wetenschappelijk
famous = beroemd
to graduate = afstuderen
graduate = afgestudeerde
form = klas
class = klas
compulsory = verplicht
optional subject = keuzevak
to attend = bijwonen
to allow = toestaan
permission = toestemming
careers teacher = decaan
grant = studietoelage
clever = knap
bright = knap
smart = knap
good at = goed in
to decide = besluiten
decision = besluit
test = toets
to do homework = huiswerk maken
a turn = een beurt
head = schooldirecteur
headmaster = schooldirecteur
absent = afwezig
absence = afwezigheid
present = aanwezig
reason = reden
to permit = Toestemming geven
period = lesuur
gymnasium = sportzaal
gym = sportzaal
diary = agenda
exercise = oefening
easy = gemakkelijk
difficult = moeilijk
to pay attention = opletten
to explain = uitleggen
explanation = uitleg
noise = lawaai
to disturb = storen
knowledge = kennis
discipline = orde
strict = streng
caretaker = conciërge
native language = moedertaal
foreign = buitenlands
foreign language = vreemde taal
foreigner = buitenlander
few = weinig
some = een paar
a few = een paar
to choose = kiezen
choise = keuze
desk = bureau
to answer = antwoorden
to reply = antwoorden
answer = antwoord
reply = antwoord
stupid = stom
to refer to = verwijzen naar
memory = geheugen
to mean = betekenen
meaning = betekenis
to whisper = fluisteren
progress = vorderingen
apart from = afgezien van
to account for = een verklaring geven voor
rapid = snel
fast = snel
nickname = bijnaam
blackboard = bord
sentence = zin
report = rapport
term = trimester
final exam = eindexamen
to fail = zakken voor
to pass = slagen
certificate = diploma
mark = cijfer
grade = cijfer
pass mark = voldoende
fail mark = onvoldoende
glad = blij
grammar = grammatica
average = gemiddeld
low = laag
to expect = verwachten
expectation = verwachting
actually = eigenlijk
rather = nogal
pretty = nogal
unless = tenzij
to mention = noemen
matter = zaak
to satisfy = tevredenstellen
satisfied = tevreden
content = tevreden
satisfactory = bevredigend
unsatisfactory = onbevredigend
course = cursus
to complete = afmaken
written exam = schriftelijk examen
oral exam = mondeling examen
free = vrij
dictionary = woordenboek
level = niveau
to repeat a class = blijven zitten
novel = roman
novelist = romanschrijver
author = auteur
write = schrijver
main character = hoofdpersoon
to publish = uitgeven
publisher = uitgever
to lend = lenen aan
to borrow = lenen van
chapter = hoofdstuk
library = bibliotheek
fascinating = boeiend
fairy tale = sprookje
to exist = bestaan
comic = stripverhaal
copy = exemplaar
poet = dichter
poem = gedicht
to be about = gaan over
to deal with = behandelen
pile = stapel
really = werkelijk
reality = de werkelijkheid
to be fed up with something = iets zat zijn
to use = gebruiken
use = nut
useful = nuttig
useless = nutteloos
subject = onderwerp
to pronounce = uitspreken
pronunciation = uitspraak
to sound = klinken
to interrupt = onderbreken
interruption = onderbreking
to remark = opmerken
chairman = voorzitter
chairwomen = voorzitster
fluent = vloeiend
to chat = kletsen
interpreter = tolk
syllable = lettergreep
emphasis = klemtoon
stress = klemtoon
to emphasize = beklemtonen
to stress = beklemtonen
biro = balpen
to translate = vertalen
translation = vertaling
paragraph = alinea
note = aantekening
to copy = overschrijven
capital = hoofdletter
mail = post
address = adres
to sign = ondertekenen
signature = handtekening
to compare = vergelijken
bilingual = tweetalig
to behave = zich gedragen
behaviour = gedrag
to approve of = goedkeuren
to disapprove of = afkeuren
approval = goedkeuring
disapproval = afkeuring
to punish = straffen
punishment = straf
to admit = toegeven
rule = regel
to obey = gehoorzamen
to warn = waarschuwen
warning = waarschuwing
several = verschillende
to apologise = zich verontschuldigen
apology = excuus
to apply = toepassen
to handle = aankunnen, omgaan met
to cope with = omgaan met
to bully = pesten
bully = pestkop
to tease = plagen
to get on = kunnen opschieten
to get along = kunnen opschieten
polite = beleefd
impolite = onbeleefd
on purpose = met opzet
hooligan = vandaal
hooliganism = vandalisme
hospitable = gastvrij
hospitality = gastvrijheid
to let down = in de steek laten
to tackle = aanpakken
to gamble = gokken
craze = rage
to seem = lijken
rude = onbeschoft
patient = geduldig
impatient = ongeduldig
patience = geduld
to praise = prijzen
truth = waarheid
to lie = liegen
lie = leugen
liar = leugenaar
to insult = beledigen
to offend = beledigen
insult = belediging
offence = belediging
furious = woedend
to realise = beseffen
addicted = verslaafd
addict = verslaafde
couch potato = tv-verslaafde
addiction = verslaving
addictive = verslavend
detox centre = afkickcentrum
among = tussen
honest = eerlijk
dishonest = oneerlijk
honesty = eerlijkheid
To trust = vertrouwen
To distrust = wantrouwen
to doubt = twijfelen
doubt = twijfel
undoubtedly = ongetwijfeld
to dare = durven
to cheat = bedriegen
to deceive = bedriegen
to quarrel = ruziemaken
quarrel = ruzie
row = ruzie
lazy = lui
attitude = houding
dilligent = ijverig
to neglect = verwaarlozen
to count on = rekenen op
to spoil = verwennen
affair = zaak
duty = plicht
fuss = drukte
naughty = ondeugend
in spite of = ondanks
despite = ondanks
to harass = lastigvallen
to point out = erop wijzen
selfish = egoïstisch
to be ashamed of = zich schamen voor
manners = manieren
character = karakter
decent = fatsoenlijk
referee = scheidsrechter
to cheer = juichen
champion = kampioen
championship = kampioenschap
to challenge = uitdagen
challenge = uitdaging
stadium = stadion
a draw = gelijkspel
to beat = verslaan
fair = sportief
spirit = geest
to defend = verdedigen
defence = verdediging
to deserve = verdienen
to earn = verdienen
event ( algemeen ) = gebeurtenis
event ( sport ) = nummer, onderdeel
neither = geen van beide
opponent = tegenstander
spectator = toeschouwer
tournament = toernooi
home match = thuiswedstrijd
away match = uitwedstrijd
defeat = nederlaag
win = overwinning
victory = overwinning
to replace = vervangen
member = lid
to bet = wedden
to skate = schaatsen
to join in = meedoen
to dive = duiken
diver = duiker
to row = roeien
soccer = voetbal
contest = wedstrijd
medal = medaille
to go in for sports = aan sport doen
athletics = atletiek
ice rink = ijsbaan
popular = populair
indoor = overdekt
tennis court = tennisbaan
to reach = bereiken
to perform = presteren
performance = prestatie
facilities = faciliteiten
prize = prijs
artificial = kunstmatig
to exchange = ruilen, uitwisselen
to swap = ruilen, uitwisselen
league = competitie
to fail = verzuimen, iets niet doen
to support = steunen
support = steun
sailboard = zeilplank
to become = worden
leisure time = vrije tijd
spare time = vrije tijd
free time = vrije tijd
painter = schilder
painting = schilderij
art = kunst
artist = kunstenaar
well-known = bekend
unknown = onbekend
to exhibit = tentoonstellen
exhibition = tentoonstelling
doll = pop
organ = orgel
to practise = oefenen
practice = oefening
toys = speelgoed
melody = melodie
tune = melodie
to collect = verzamelen
collection = verzameling
rare = zeldzaam
rarely = zelden
treasure = schat
to solve = oplossen
solution = oplossing
cartoon = tekenfilm
cinema = bioscoop
screen = scherm
cast = rolbezetting
interval = pauze
sold out = uitverkocht
theatre = theater
play = toneelstuk
actor = acteur
actress = actrice
stage = podium
part = rol
to promise = beloven
to regret = betreuren
it's a pity = wat jammer
trick = truc
hardly when = nauwelijks of
to perform = opvoeren
performance = voorstelling
seat = zitplaats
to book = reserveren
to reserve = reserveren
necessry = nodig
fair = kermis
funfair = kermis
director = regisseur
item = onderdeel
audience = publiek
to entertain = vermaken
entertainment = vermaak
to request = verzoeken
request = verzoek
admission = toegangsprijs
award = prijs
traffic = verkeer
traffic light = stoplicht
accident = ongeluk
by accident = per ongeluk
to prevent = voorkomen
speed = snelheid
speed limit = maximumsnelheid
to avoid = vermijden
cause = oorzaak
to cause = veroorzaken
crash = veroorzaken
crash = botsing
motorway = snelweg
exit = afslag
moped = bromfiets
motorcycle = motor
motorbike = motor
cyclist = fietser
motorcyclist = motorrijder
helmet = helm
inevitable = onvermijdelijk
subway = voetgangerstunnel
narrow = smal
pavement = trottoir
to overtake = inhalen
ticket = bekeuring
fine = boete
to fine = bekeuren
to speed = te hard rijden
rush hour = spitsuur
careful = voorzichtig
careless = onvoorzichtig
due to = te wijten aan
owing to = te wijten aan
injured = gewond
injury = verwonding
prohibited = verboden
to blame = de schuld geven
fault = schuld
to drive = rijden
to ride = paardrijden, motorrijden
to happen = gebeuren
to take place = plaatsvinden
straight on = rechtdoor
traffic jam = opstopping
tailback = file
crowd = menigte
crowded = druk, vol
to slow down = vaart minderen
pedestrian = voetganger
busy = druk
square = plein
distance = afstand
out of order = defect
signpost = wegwijzer
direction = richting
to cross = oversteken
sign = teken
traffic sign = verkeersbord
to travel = reizen
to arrive = aankomen
arrival = aankomst
to leave = vertrekken
to depart = vertrekken
departure = vertrek
passenger = passagier
fellow passenger = medepassagier
platform = perron
luggage = bagage
baggage = bagage
to check = controleren
to see someone off = iemand wegbrengen
to pick up = ophalen
to wave = wuiven
to suggest = voorstellen
to propose = voorstellen
suggestion = voorstel
to reject = afwijzen
to catch = halen
carriage = wagon
non-smoker = niet-roker
queue = rij
to queue = in de rij staan
to be in a hurry = haast hebben
engine = locomotief
slow train = stoptrein
fast train = sneltrein
to connect = verbinden
to link = verbinden
connection = verbinding
link = verbinding
locker = kluisje
underground = metro
tube = metro
to get on = instappen
to get off = uitstappen
to change = overstappen
compartment = coupé
coach = touringcar
occupied = bezet
taken = bezet
beside = naast
next to = naast
timetable = dienstregeling
single ticket = enkele reis
return ticket = retourtje
lane = rijbaan
train guard = treinconducteur
bus conductor = busconducteur
information = inlichtingen
car park = parkeerterrein
brake = rem
to brake = remmen
van = bestelwagen
purpose = doel
lorry = vrachtwagen
cargo = lading
tyre = buitenband
tube = binnenband
pressure = druk
boot = kofferruimte
flat tyre = lekke band
puncture = lek
spare tyre = reserveband
taxi = taxi
cab = taxi
rucksack = rugzak
petrol = benzine
fuel = brandstof
petrol station = benzinepomp
filling station = benzinepomp
torch = zaklantaarn
battery = batterij
unleaded = loodvrij
lead free = loodvrij
engine = motor
engine trouble = motorpech
advantage = voordeel
disadvantage = nadeel
driving licence = rijbewijs
bonnet = motorkap
windscreen = voorruit
make = merk
to load = laden
to adjust = aanpassen
seat belt = veiligheidsgordel
safety belt = veiligheidsgordel
safety = veiligheid
responsible = verantwoordelijjk
responsibility = verantwoordelijkheid
as though = alsof
to run out = opraken
spare part = onderdeel
spare = onderdeel
mechanic = monteur
gear = versnelling
vehicle = voertuig
ferry = veerboot
cabin = hut
berth = kooi
crew = bemanning
force = kracht
to force = dwingen
wreck = wrak
to rescue = redden
vessel = vaartuig
coast = kust
lighthouse = vuurtoren
harbour = haven
port = haven
on board = aan boord
ashore = aan land
liifeboat = reddingsboot
lifebelt = reddingsgordel
rough = ruw
crossing = overtocht
passage = overtocht
to belong to = het eigendom zijn van
jet = straalvoertuig
to fly = vliegen
to fasten = vastmaken
to take off = opstijgen
runway = startbaan
runway = landingsbaan
to board = instappen
altitude = hoogte
to crash = neerstorten
wing = vleugel
disaster = ramp
flight = vlucht
to cancel = annuleren
cancellation = annulering
to be delayed = vertragen
delay = vertraging
duty-free = belastingvrij
tax-free = belastingvrij
perfume = parfum
to fear = vrezen
fear = vrees
to hijack = kapen
miracle = wonder
to go trough customs = door de douane gaan
customs officer = douanebeambte
to declare = aangeven
travel agent = reisbureau
travel agency = reisbureau
to arrange = regelen
arrangement = regeling
to recommend = aanbevelen
impression = indruk
to look forward to = uitkijken naar
map = kaart
town plan = stadsplattegrond
to discover = ontdekken
discovery = ontdekking
suitcase = koffer
heavy = zwaar
to cover = afleggen
to leave for = vertrekken naar