Hoofdstuk 29 - Behaviour (3)
Bij methode Build Up aangemaakt op 19-01-2021 door thomas en inmiddels 508 keer bekeken.
Leerjaar: 3
Niveau: havo
Vragen
honest = eerlijk dishonest = oneerlijk honesty = eerlijkheid To trust = vertrouwen To distrust = wantrouwen to doubt = (be)twijfelen doubt = twijfel undoubtedly = ongetwijfeld to dare = durven to cheat / to deceive = bedriegen to quarrel = ruziemaken quarrel / row = ruzie lazy = lui attitude = houding diligent = ijverig to neglect = verwaarlozen to count on = rekenen op to spoil = verwennen affair = zaak duty = plicht fuss = drukte naughty = ondeugend in spite of / despite = ondanks to harass = lastigvallen to point out = erop wijzen selfish = egoïstisch to be ashamed of = zich schamen voor manners = manieren character = karakter decent = fatsoenlijk