Hoofdstuk 29 - Behaviour (3)

Bij methode Build Up aangemaakt op 19-01-2021 door thomas en inmiddels 407 keer bekeken.
Leerjaar: 3 Niveau: havo

Vragen

honest = eerlijk
dishonest = oneerlijk
honesty = eerlijkheid
To trust = vertrouwen
To distrust = wantrouwen
to doubt = (be)twijfelen
doubt = twijfel
undoubtedly = ongetwijfeld
to dare = durven
to cheat / to deceive = bedriegen
to quarrel = ruziemaken
quarrel / row = ruzie
lazy = lui
attitude = houding
diligent = ijverig
to neglect = verwaarlozen
to count on = rekenen op
to spoil = verwennen
affair = zaak
duty = plicht
fuss = drukte
naughty = ondeugend
in spite of / despite = ondanks
to harass = lastigvallen
to point out = erop wijzen
selfish = egoïstisch
to be ashamed of = zich schamen voor
manners = manieren
character = karakter
decent = fatsoenlijk