Hoofdstuk 11 - hoofdstuk 11 t/m 20

Bij methode Follow Up deel 1 aangemaakt op 23-10-2023 door daan en inmiddels 118 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: havo

Vragen

fashion = mode
fashionable = in de mode
old-fashioned = ouderwets
fabric = stof
to catch on = aanslaan
to knit = breien
pattern = patroon
to mend = maken / repareren
though / although = hoewel
shabby = armoedig / versleten
panties = slipje
bra = beha
vest = hemd
underpants = onderbroek
zip / zipper = ritssluiting
collar = boord
smart = keurig / chic
to fit = passen
to shrink = krimpen
garment = kledingstuk
to embroider = borduren
chest = kist
flaw = foutje / gebrek
in vogue = in de mode
conspicuous = opvallend
to discard = afdanken / wegdoen
jewel = juweel
splendid = prachtig
design = ontwerp
to design = ontwerpen
wardrobe = kleerkast
casual = vrijetijds-
laundry = wasserij / was
favourite = lievelings-
bracelet = armband
solid = massief
gem = edelsteen
precious = edel
genuine = echt
fake = namaak / vals
decent = fatsoenlijk
gift = geschenk / cadeau
pendant = hanger
veil = sluier
whim = gril / opwelling
velvet = fluweel
to soil = vuilmaken
stout = stevig
splendour = pracht
decency = fatsoen
to indulge = toegeven aan
chop = karbonade
pea = erwt
lean = mager
mutton = schapenvlees
lamb = lamsvlees
veal = kalfsvlees
lettuce = sla
chips = friet
greedy = gulzig
barely = nauwelijks
scarce = schaars
to supply with = voorzien van
supply = voorraad
peach = perzik
sink = gootsteen
to can = inblikken
wholesome = gezond
cereal = graanproduct
tray = dienblad
pie = pasteitje
jelly = gelei
mushroom = paddestoel
edible = eetbaar
(un)fit = (on)geschikt
to digest = verteren
particular = kieskeurig
distinct = duidelijk
peculiar = eigenaardig
greed = gulzigheid;hebzucht
café = koffiehuis / snackbar
roll = broodje / kadetje
herb = kruid
flavour = smaak
to complain = klagen
complaint = klacht
crisp = knapperig
crisps = chips
pastry = gebak(je)
to nourish = voeden
nutritious = voedzaam
licence = vergunning
recipe = (kook)recept
blunt = bot
utensil = gebruiksvoorwerp
appliance = apparaat
domestic = huishoudelijk
shortage = tekort
famine = hongersnood
chef = (chef-)kok
to feed = voeden
device = apparaat(je)
superb = uitstekend
plain = eenvoudig
rim = rand
to starve = verhongeren
starvation = honger(dood)
to pervade = doordringen
stale = oud
spirits = sterke drank
landlord = cafehouder / waard
lager = pils
brim = rand
draught = slok
barrel = vat
to prefer = liever hebben
preference = voorkeur
draught beer = tapbier
sober = nuchter
clumsy = onhandig
to squeeze = (uit)persen
to decline = afslaan
contents = inhoud
to contain = bevatten
liquor = sterke drank
waiter = ober
waitress = serveerster
awful = afschuwelijk
booze / beverage = drank
exquisite = voortreffelijk
all but = bijna
on no account = in geen geval
to crave for = smachten naar
to abstain from = zich onthouden van
access = toegang
(in)accessible = (on)toegankelijkheid
to support = steunen
beam = balk
to collapse = instorten / bezwijken
real estate = onroerend goed
estate agent = makelaar
detached = vrijstaand
semi-detached = half vrijstaand
terraced house = rijtjeshuis
(in)convenience = (on)gemak
to squat = kraken
to demolish = afbreken / slopen
demolition = afbraak
to (re)move = verhuizen
removal = verhuizing
remover = verhuizer
lease = huurcontract
trend = trend / lijn
picturesque = schilderachtig
mortgage = hypotheek
adjacent = aangrenzend
to bar = versperren
quaint = schilderachtig
property = onroerend goed
to sustain = steunen / dragen
porch = portiek
humble = eenvoudig / nederig
attic = zolder
landing = overloop
gadget = apparaatje
duvet / quilt = dekbed
toilet / lavatory = toilet
to jam = klemmen / vastzitten
to shatter = verbijzelen
to peep = gluren
separate = afzonderlijk
to separate = scheiden
cradle = wieg
to call at = langs gaan
estate = woonwijk / landgoed
to be about to = op het punt staan om
to furnish = meubileren
mantelpiece = schoorsteenmantel
faint = zwak / vaag
to retire = zich terugtrekken
to insert = insteken
nursery = kinderkamer
chore = klusje
to entail = met zich meebrengen
clogged = verstopt
settee / couch / sofa = zitbank
to shift = verplaatsen
log = houtblok
to match = passen bij
to decorate = versieren / schilderen / behangen
decorator = schilder / behanger
stuffy = muf
draught = tocht
china = porselein
fragile = breekbaar
bulb = gloeilamp
to stick = vastzitten
stain = vlek
char(woman) = werkster
mess = troep / rotzooi
dim = zwak / vaag
transparent = doorzichtih
cosy = gezellig / knus
burglar = inbreker
threshold = drempel
thoroughly = grondig
to fade = verschieten
utter = volkomen / totaal
patch = plek / stuk
ornament = snuisterij
fence = hek / schutting
barbed wire = prikkeldraad
orchard = boomgaard
bud = knoop
to remove = verwijderen
hose = slang
jet = straal
fragrant = geurig
fragrance = geur
to fade = verwelken
nursery = kwekerij
potential = mogelijk / potentieel
axe = bijl
root = wortel
tool = gereedschap
to mow = maaien
implement = werktuig
suitable = geschikt
gap = opening
to wither = verdorren
to gather = verzamelen
to chop = hakken
to uproot = ontwortelen
wreath = krans
to quiver = trillen / beven
property = eigenschap
proper = geschikt / juist
metropolis = wereldstad
suburb = voorstad
slum = achterbuurt
native = geboorte
outskirts = buitenwijken
amenities = voorzieningen
municipal = gemeentelijk
to inhabit = bewonen
inhabitant = inwoner
tremendous = enorm
entire = gehele
to extinguish = blussen
entirely = helemaal
exit = uitgang
emergency = nood
means = middel
spark = vonk
to found = stichten
foundation = fundering
concrete = beton
urban = stedelijk
imposing = indrukwekkend
blaze = vuurzee
to stifle = verstikken
suburban = voorstedelijk
resident = inwoner