!!~71 t/m 85~!!

Bij methode Follow Up aangemaakt op 10-01-2023 door tess en inmiddels 141 keer bekeken.
Leerjaar: 4 Niveau: havo/vwo

Vragen

prejudice = vooroordeel
prejudiced = bevooroordeeld
to interfere (in) = zich bemoeien (met)
interference = bemoeienis / inmenging
to betray = verraden
betrayal = verraad
traitor = verrader
to insist on (+ -ing) = erop staan / aandringen op
aim / goal / objective = doel
to consider = overwegen
to disregard = negeren / in de wind slaan
to regret = betreuren
Regret = spijt
spirit = geest
Spiritual = geestelijk
Myth = mythe
To trust = vertrouwen
To distrust = wantrouwen
to dominate / to predominate = overheersen
dominance / predominance = overheersing
dominant / predominant = overheersend / dominant
cunning / sly = sluw / listig
sensible = verstandig
to exist = bestaan
existence = bestaan
faith = geloof / vertrouwen
faithful = trouw
nerve = lef / durf
mutual = wederzijds
to astonish = verbazen
astonishment = verbazing
to amaze = verbazen
amazing = verbazingwekkend
amazement = verbazing
relieved = opgelucht
relief = opluchting
to reconcile = verzoenen
silly = dwaas
suspense = spanning
impression = indruk
impressive = indrukwekkend
to fear = bang zijn / vrezen
fear = angst
favour = gunst
to scream = gillen
to stun / to baffle = verbijsteren
to move = ontroeren
pride = trots
proud = trots
temper = humeur
to boast = opscheppen / pochen
reluctantly = met tegenzin
reluctance = tegenzin
upset = van streek
to upset = van streek maken
disgust = walging / afschuw
disgusting = walgelijk
to control oneself = zich beheersen
self control = zelfbeheersing
tie / bond = band
extraordinary = buitengewoon
to worry = zich zorgen maken
worried / concerned = bezorgd
worry / concern = bezorgdheid / zorg
grateful = dankbaar
gratitude = dankbaarheid
indignant = verontwaardigd
indignation = verontwaardiging
fuss = drukte
tense = gespannen
tension = spanning
to envy = benijden
jealousy / envy = afgunst / jaloezie
jealous / envious (of) = jaloers (op)
to confide = toevertrouwen
confidence = vertrouwen
confidential = vertrouwelijk
confident = vol vertrouwen
(in)sincere = (on)oprecht
sincerity = oprechtheid
affection = genegenheid / liefde
to adore = erg veel houden van
to appreciate = waarderen
appreciation = waardering
embarrassment = verlegenheid
embarrassing = pijnlijk
revenge = wraak
to revenge = wreken
to beg = smeken
to tremble = beven
rage = woede
grudge = wrok
to bother = lastigvallen
to bother) = dwarszitten
contempt = minachting
marvellous = schitterend
gorgeous / magnificent / marvellous = schitterend
passion = liefde / hartstocht
passionate = hartstochtelijk
despair = wanhoop
to despair = wanhopen
desperate = wanhopig
to exaggerate = overdrijven
to long for = verlangen naar
to reassure = geruststellen
delight / joy = vreugde
hatred / hate = haat
to tolerate = dulden / verdragen
(in)tolerable = (on)draaglijk / (on)dragelijk
towards = tegenover
(in)tolerant = (on)verdraagzaam
intolerance = onverdraagzaamheid
to take into consideration / to take into account = rekening houden met
to admire = bewonderen
admiration = bewondering
admirable = bewonderingswaardig
obsessed (with) = bezeten (van)
to loathe = walgen van
to annoy / to irritate = ergeren / irriteren
remorse = wroeging
shy / timid = verlegen
mood = stemming
to disappoint = teleurstellen
disappointment = teleurstelling
to appeal to = aantrekken
appeal = aantrekkingskracht
sorrow / grief = verdriet
to mourn = rouwen om
sensitive (to) = gevoelig (voor)
sensitivity (to) = gevoeligheid (voor)
cheerful = opgewekt
weird = erg vreemd
pity = medelijden
to scare / to frighten = bang maken
to be fed up with = het zat zijn
anger = woede
inhibited = geremd
inhibition = remming
to embrace = omhelzen
urge = drang / aandrang
paragraph = alinea
according to = volgens
to reach = bereiken
to illustrate = illustreren / duidelijk maken
to imply = suggereren / laten doorschemeren
to make clear = duidelijk maken
to explain = uitleggen
to express = uitdrukken
aim / purpose = doel
main = hoofd- / voornaamste
main point = essentie / hoofdpunt
to serve = dienen ertoe
to refer to = verwijzen naar
to suggest = suggereren
to state = beweren
statement = bewering
to deal with = gaan over
to replace = vervangen
attitude = houding / opvatting
view = mening
point of view / viewpoint = standpunt
judging from = te oordelen naar / op grond van
to sum up / to summarise = samenvatten
to point out = duidelijk maken
to describe = beschrijven
to argue = beweren
what is the point made about...? = wat wordt gezegd over...?
with regard to = met betrekking tot
with respect to = met betrekking tot
to insert = tussenvoegen
to characterise = typeren
to emphasise / to stress = benadrukken
to account for = verklaren
to conclude = concluderen
to appear from = blijken uit
to reflect = weergeven
to amount to = neerkomen op
quotation = citaat
primary = eerste / voornaamste
to grant = verlenen
undergraduate = student
neglect = verwaarlozing
negligible = te verwaarlozen
negligence = slordigheid
attentive = oplettend
altogether = helemaal
gift / talent = aanleg / talent
aptitude = aanleg / talent
to crib = spieken
survey = overzicht
proficient = vaardig
proficiency = vaardigheid
to acquire = krijgen / verkrijgen
acquisition = aanwinst / aankoop
phrase = woordgroep / zinsnede
linguistics = taalwetenschap
linguist = taalkundige
to suspend = schorsen
but = behalve
tuition = onderwijs
masculine = mannelijk
feminine = vrouwelijk
complexion = gelaatskleur
limbs = ledematen
to pierce = doorboren
fatigue = vermoeidheid
lap = schoot
vigour = kracht / energie
vigorous = sterk / energiek
to ache = pijn doen
feeble = zwak
to decay = achteruitgaan
to crush = verpletteren
sample = monster
to caress = strelen
to seize = grijpen
to pant = hijgen
to stoop = bukken
to rub = wrijven
to drag = slepen
to stagger = wankelen
to twist = draaien
to tap = tikken / klopen
to jerk = rukken
to glance = even kijken
to fling = gooien / smijten
to dodge = ontwijken
to cling = zich vastklemmen
To shiver = rillen / huiveren
to relieve = verlichten
to alleviate = verlichten
to soothe = verlichten
to monitor = controleren
to ensure = ervoor zorgen
relief = hulp
tranquil = rustig / kalm
to ascertain = vaststellen
To administer = toedienen
maternity = moederschap
to be bound to = wel moeten
safeguard = voorzorg / bescherming
insanity = krankzinnigheid
to deteriorate = slechter worden
Sane = gezond van geest
sanity = geestelijke gezondheid
to perish = omkomen
late = wijlen / overleden
deceased = overleden
Lethal = dodelijk
in accordance with = overeenkomstig
to revive = reanimeren
consciousness = bewustzijn
solemn = plechtig
obituary = in memoriam / overlijdensbericht
plague = pest
mortality = sterftecijfer
for the sake of = vanwege
to be prevalent = veel voorkomend
beam = balk
to sustain = steunen / dragen
quaint / picturesque = schilderachtig
property = onroerend goed
porch = portiek
humble = eenvoudig
to peep = gluren
faint = zwak / vaag
to retire = zich terugtrekken
to insert = insteken
damp = vochtig
to entail = met zich meebrengen
spark = vonk
to fade = verwelken
to fade) = verschieten
utter = totaal / volkomen
patch = poek
mantelpiece = schouw
ornament = snuisterij
threshold = drempel
to gather = verzamelen
to chop = hakken
to uproot = ontwortelen
property = eigenschap
chest = kist
to enhance = verhogen / verbeteren
(in)audible = (on)hoorbaar
to exclaim = uitroepen
to deliberate = overleggen
coarse = ruw / grof
to observe = opmerken
observation = opmerking
plain = duidelijk
eloquent = welsprekend
eloquence = welsprekenheid
to narrate = vertellen
to relate = vertellen
mute = sprakeloos
elaborate = uitvoerig
stationery = schrijfwaren
to derive from = afleiden van
scrap = stukje
juvenile = jeugd
fictitious / fictional = fictief / verzonnen
outline = overzicht
volume = deel
villain = schurk
to portray = beschrijven
to affirm = bevestigen
affirmative = bevestigend
witty = geestig
odd = eigenaardig
deaf and dumb = doofstom
to seal = verzegelen
to indulge = verwennen
indulgent = toegeeflijk
blemish = smet / vlek
candour = openhartigheid
conceited = verwaand
trait = karaktereigenschap
fashion = manier
civil = beleefd
to amend = verbeteren / veranderen
to make amends for = goedmaken
prudent = verstandig / voorzichtig
coporal punishment = lijfstraffen
by no means = helemaal niet
to own = toegeven
scum = uitschot
harsh = hard / streng
to refrain (from) = zich onthouden (van)
to induce = ertoe brengen
apologetic = verontschuldigend
crude = ruw
to sense = voelen
to lapse into = vervallen in
to affect = doen alsof
mischief = kattenkwaad
mischievouw = ondeugend
wicked = slecht / gemeen
counsel = advies
to sneer at = neerkijken op
devotion = toewijding
to tamper with = knoeien aan
engaging = aardig / innemend
smug / complacent = zelfvoldaan
to meddle in = zich bemoeien met
to question = in twijfel trekken
breach = breuk
to scold = een standje geven
rash = overhaast
to forsake = in de steek laten
unruly = lastig / onhandelbaar
mob = menigte
to grumble = mopperen
to assert = laten gelden
hush = stilte
to pay homage (to) / tribute (to) = eer betonen (aan)
deceptive = bedrieglijk
deception = bedrog
to seek help = hulp zoeken
content / contented = tevreden
discontented = ontevreden
to preach = prediken / verkondigen
properly = goed / zoals het hoort
improper = onjuist
to alienate = vervreemden
alienation = vervreemding
to disallow = afkeuren
to jeer at = uitjouwen
to endeavour = proberen
senseless = bewusteloos
let alone = laat staan
to eliminate = uitschakelen
honourable = eervol
partial = partijdig
partiality = partijdigheid
to proclaim = uitroepen tot
benefit = nut
beneficial = goed
trial = beproeving
mountaineer = bergbeklimmer
to descend = afdalen
to utilise = benutten
pursuit = bezigheid
intended = bedoeld
to treasure = bewaren
outstanding = uitstekend
heritage = erfgoed
performer = artiest
sculpture = beeldhouwwerk
sculptor = beeldhouwer
specimen = exemplaar
to rehearse = repeteren
highlight = hoogtepunt
to disrupt = ontwrichten
disruption = ontwrichting
occurrence = gebeurtenis
to ascribe to = toeschrijven aan
to divert = omleiden
verge = berm
coach = koets
terminus = eindstation
overdue = over tijd
to convey = vervoeren
to be due = moeten aankomen
to pull up = stoppen
jammed = verstopt
congestion = verstopping
charge = heffing
gently = zacht
commonplace = gewoon
navigation = scheepvaart
to puncture = een gaatje maken in
to dazzle = verblinden
vicinity = buurt
to reverse = achteruitrijden
rear = achterkant
ramshackle = gammel
grease = vet
rag = lap