meest voorkomende woorden examen

Bij methode Diversen Engels aangemaakt op 18-07-2020 door julia en inmiddels 564 keer bekeken.
Leerjaar: 6 Niveau: vwo

Vragen

to abandon (abandonment) = in de steek laten
able (ability) = in staat, bekwaam
to abolish (abolition) = afschaffen
to abound (abundance) = in overvloed voorkomen
to abuse = misbruik maken van
abuse = misbruik / mishandeling
abusive = beledigend / grof
to accelerate = versnellen
access = toegang
accessible (accessibility) = toegankelijk
to accompany (accompaniment) = vergezellen, begeleiden
to accomplish (accomplishment) = volbrengen, presteren
to accommodate (accommodation) = onderbrengen, huisvesten
according to = volgens
to account (account) = verslag doen van
to account for = verklaren
to take into account = rekening houden met
to accumulate (accumulation) = beschuldigen
to achieve (achievement) = presteren / bereiken
to acknowledge (acknowledgement) = erkennen
to acquire (acquisition) = verwerven
to act (act / action) = handelen, doen
act = daad / wet
actually = eigenlijk
ad (advertisement) = advertentie
to adapt = aanpassen, bewerken
to add (addition) = toevoegen
additional = bijkomend, extra
addict = verslaafde
addicted: to be ~ to (addiction) = verslaafd zijn aan
to address = adresseren / aanspreken
to address a problem = een probleem aanpakken
to adjust (adjustment) = (zich) aanpassen
to admire (admiration) = bewonderen
to admit (admission) = toegeven / toelaten
adolescent = tiener
adult = volwassen(e)
to advance (advancement) = vorderen, vooruitgaan / bevorderen
advance = vooruitgang / voorschot
in advance = vooraf, van tevoren
advanced = gevorderd
advantage = voordeel
adversary = tegenstander
to advocate (advocate) = voorstaan, voorstander zijn van
to affect = van invloed zijn op / treffen, raken
affection = genegenheid, liefde
affluent = rijk, welvarend
affluent society = welvaartsstaat
to afford = zich permitteren
after all = per slot van rekening
of / under age = meer- / minderjarig
to aggravate (aggravation) = verergeren / ergeren
to agree with = instemmen met, het eens zijn met
to alienate (alienation) = vervreemden
to allege = beweren
allegedly = naar men zegt
allowance = toelage
ally = bondgenoot
to alter (alteration) = veranderen
ambiguous (ambiguity) = dubbelzinnig
amount = hoeveelheid, bedrag
to amount to = bedragen, neerkomen op
ancestor = voorouder
ancient = heel oud
to announce (announcement) = aankondigen
to annoy (annoyance) = irriteren
annual = jaarlijks
anxious (anxiety) = bezorgd, angstig
apparent = ogenschijnlijk, schijnbaar / blijkbaar
to appeal to (appeal) = aantrekkingskracht hebben op / een beroep doen op
to apply (application) = toepassen
to apply for (application) = solliciteren naar, aanvragen
to appoint = benoemen
appointment = afspraak, benoeming
to apologise (apology) = zijn excuses aanbieden
to approach (approach) = (be)naderen, aanpakken
appropriate = geschikt, passend
to approve (approval) = goedkeuren
apt = toepasselijk / geneigd
arbitrary = willekeurig
to argue (argument) = redeneren, beweren / ruzie hebben
as for = wat betreft
to aspire to (aspiration) = ernaar streven te
to assemble (assembly) = (zich) verzamelen
to assert (assertion) = verklaren, beweren
to assess (assessment) = beoordelen
to assume (assumption) = aannemen, ervan uitgaan / op zich nemen
to attach to (attachment) = hechten aan
to attempt (attempt) = proberen, pogen
to attend (attendance) = aanwezig zijn bij
attitude = houding, mentaliteit
to attribute to = toeschrijven aan
to auction (auction) = veilen
available (availability) = beschikbaar
average = gemiddeld, doorsnee
to avoid = vermijden
aware(ness) = bewust(zijn)
award = prijs, beloning
awe = ontzag
awkward = onhandig, lastig
to back = (onder)steunen
to ban = verbieden
bar = bar / tralie / slagboom / staaf
bare = kaal / bloot
barely = nauwelijks
to bargain = onderhandelen
bargain = koopje
to behave (behaviour) = zich gedragen
to belong to = behoren bij
beneficial = heilzaam
to benefit from (benefit) = profiteren van, zijn voordeel doen bij
benevolent = welwillend
to betray (betrayal) = verraden
bewilderd = verbijsterd
beyond = verder dan
bias = vooroordeel
to be bias(s)ed = bevooroordeeld zijn
bill = rekening / wetsontwerp
to blame (for) (blame) = de schuld geven (van)
to blend = vermengen
blend = mengsel / mengeling
to boast (boast) = pochen, opscheppen (over)
to boil down to = neerkomen op
bold = (stout)moedig / vrijpostig
bond = band / verbintenis / obligatie
to boost (boost) = stimuleren
border = grens
to bother = lastig vallen / de moeite nemen
to bother about / with = zich druk maken om
boundary = grens
to brake (brake) = remmen
brand = merk
brand-new = gloednieuw
to breathe (breath) = ademen
brief = kort
bright = helder / slim
broke = blut / failliet
to browse = snuffelen
brutal = bruut, wreed
bullet = kogel
burden = last / lading
burglar = inbreker
to burgle (burglary) = inbreken
to bury (burial) = begraven
but for = ondanks
to calculate = (be)rekenen
to carry on = doorgaan met
casual = terloops / vrijetijds-
casualties = doden en gewonden
to catch up (on) = inhalen
to cause (cause) = veroorzaken
cause = oorzaak / zaak
cautious (caution) = voorzichtig
to celebrate (celebration) = vieren
celebrity = beroemdheid
censorship = censuur
cereals = (ontbijt)graanproducten
chain = ketting / keten
chair, chairman = voorzitter
to challenge (challenge) = betwisten / uitdagen
to charge = belasten / berekenen, als prijs vragen
to charge with (charge) = beschuldigen van
charity = liefdadigheid(sinstelling)
citizen = burger
civil = beleefd / burger-
civil servant = ambtenaar
to claim (claim) = beweren, eisen
to clarify = verduidelijken
clarity = helderheid
close = dichtbij, hecht
coeducation / coed = gemengd onderwijs
to coincide with = samenvallen met
coincidence = toeval
to collapse (collapse) = ineenstorten / mislukken
to collide (collision) = botsen
column = kolom / rubriek / zuil
to combat (combat) = (be)strijden, vechten tegen
to come to terms with = zich verzoenen met, zich neerleggen bij
to comfort (comfort) = troosten
to commit (a crime) = (een misdaad) begaan
common = gemeenschappelijk / gebruikelijk, gewoon / ordinair
in common = gemeen(schappelijk)
commonplace = cliché
community = gemeenschap / gemeente
to commute (commuter) = forenzen, pendelen
to compare (comparison) = vergelijken
to compel (compulsion) = dwingen, verplichten
compelling = boeiend
to compete (competition) = concurreren
competitive = concurrerend
to complain (complaint) = klagen
Complicity = medeplichtigheid
to comprehend (comprehension) = begrijpen
compulsory = verplicht
to conceal = verbergen
to conceive (concept) = bedenken
to conceive (conception) = verwekken (van een baby)
concern = zorg / bezorgdheid / bedrijf
concerned = bezorgd / desbetreffende
concrete = 1) beton(nen), 2) concreet
to condemn (condemnation) = veroordelen
to conduct (conductor) = leiden, dirigeren (van een orkest)
conduct = gedrag
to confess (to) (confession) = (op)biechten
confident (confidence) = vol (zelf)vertrouwen
confidential = vertrouwelijk
to confine = beperken
to confirm (confirmation) = bevestigen
to confuse (confusion) = verwarren
to conquer (conquest) = veroveren
conscious = zich bewust
consequently = dientengevolge
to conserve (conservation) = behouden
to consider (consideration) = overwegen
considerable = aanzienlijk
to consist of = bestaan uit
consistent = consequent
conspicuous = opvallend
to conspire (conspiracy) = samenzweren
to consult (consultation) = raadplegen
to contain (container) = bevatten
contemporary = 1) tijdgenoot, 2) eigentijds, hedendaags
contempt = minachting
contemptuous = minachtend
to contend = beweren, stellen
content, contented = tevreden
content, contents = inhoud
contest = wedstrijd
continual = aanhoudend
continuous = voortdurend
to contradict (contradiction) = tegenspreken
to control (control) = beheren / besturen
to convene (convention) = samenkomen
convenient (convenience) = gemakkelijk, comfortabel
to convert = veranderen / bekeren
to convey = overbrengen / kenbaar maken
to convict (convict) = veroordelen
conviction = veroordeling / overtuiging
to convince = overtuigen
to cope (with) = zich weten te redden / aankunnen
core = kern
council = (gemeente)raad
court = (gerechts)hof
coward = lafaard
cowardice = lafheid
to create (creation) = scheppen, creëren
creature = schepsel, wezen
credible (credibility) = geloofwaardig
critic = criticus
crop = landbouwgewas / oogst
to crush = verpletteren, vernietigen
to cure = genezen
current = 1) huidig, actueel, 2) stroom, stroming
curriculum = leerplan / vakkenpakket
to curse (curse) = (ver)vloeken
customary = gebruikelijk
dairy = zuivel-
to damage (damage) = schaden, beschadigen
damages = schadevergoeding
to deal with = behandelen / gaan over
debt = schuld
decade = (periode van) tien jaar
to decay (decay) = in verval raken, bederven
to deceive (deception, deceit) = bedriegen
decent = beschaafd, behoorlijk
to declare (declaration) = (openlijk) verklaren
to decline (decline) = in verval raken, achteruitgaan / afnemen / (beleefd) weigeren
to dedicate (dedication) = toewijden
to deduce (deduction) = afleiden uit
to deduct (deduction) = aftrekken
to deem = achten, beschouwen als
defect = gebrek, mankement / tekortkoming
defendant = verdachte, gedaagde
definite, definitely = definitief, duidelijk, beslist
to delay (delay) = vertragen
deliberate = opzettelijk, weloverwogen
to deliver (delivery) = afleveren
to demand (demand) = eisen
demanding = veeleisend
to demolish (demolition) = vernietigen
to demonstrate = aantonen
dense = dicht opeengepakt
to deny (denial) = ontkennen / ontzeggen
dependent (dependence, dependency) on = afhankelijk van
to depict = afschilderen, beschrijven
deprivation = ontbering
to deprive of = beroven van
deprived = misdeeld, arm
to derive from (derivation) = ontlenen aan, herleid worden tot
to descend (descent) = afdalen, naar beneden gaan / komen
to desert (desertion) = in de steek laten
to deserve = verdienen
to desire (desire) = wesen
to despair (despair) = wanhopen
desperate = wanhopig
to despise = verachten
despite = ondanks
destination = bestemming
destined: to be ~ for = bestemd zijn voor
destiny = lot
to destroy (destruction) = vernietigen
to detect (detection, detective) = opsporen, ontdekken
to deter (deterrent) = afschrikken
to determine = vaststellen, bepalen
determined (determination) = vastbesloten, vastberaden
devastating = vernietigend
to develop (development) = ontwikkelen
to digest = verteren / (geestelijk) verwerken
digestion = spijsvertering
dignity = waardigheid
to diminish = verminderen
to direct = richten / leiden / dirigeren / regisseren
disabled = invalide, gehandicapt
disadvantage = nadeel
to disappoint (disappointment) = teleurstellen
to disapprove of (disapproval) = afkeuren
to disarm (disarmament) = ontwapenen
disaster = ramp
to discard = weggooien / ter zijde leggen
to disclose (disclosure) = openbaar maken
to discourage (discouragement) = ontmoedigen
disdainful (disdain) = minachtend, met verachting
disgraceful (disgrace) = schandelijk
to disguise (disguise) = vermommen / verhullen
disgust = walging
disgusting = walgelijk
dismal = ellendig / somber
to dismiss (dismissal) = wegsturen / ontslaan
disobedience = ongehoorzaamheid
to display (display) = tentoonspreiden
at your disposal = tot uw beschikking
to dispose of (disposal) = wegdoen / wegwerken
disproportionately = onevenredig, niet naar verhouding
to dispute = betwisten
dispute = geschil, twist / discussie
to disrupt (disruption) = verstoren
distant = ver
distinct = duidelijk
to distinguish (distinction) = onderscheiden
to distort (distortion) = verwringen / verdraaien
to distract (distraction) = afleiden
distress = leed, verdriet / nood
to disturb (disturbance) = (ver)storen
to divorce (divorce) = scheiden
domestic = huis-, huiselijk / binnenlands
doubtful = twijfelachtig
to dread (dread) = (doods)bang zijn voor
due = verschuldigd / verwacht
due to = te wijten aan / ten gevolge van
dull = saai / dof
to dwell = wonen
eager (eagerness) = enthousiast
edge = rand
to edit (edition) = de uitgave verzorgen van, bewerken
editor = redacteur
effort = inspanning / poging
elaborate = ingewikkeld / uitvoerig
to elaborate (up)on = uitvoerig ingaan op
elderly = bejaard
to elect (election) = (ver)kiezen
eligible = verkiesbaar / in aanmerking komend
to embarrass (embarrassment) = in verlegenheid brengen
to embrace (embrace) = omhelzen
to emerge (emergence) = tevoorschijn komen, opkomen, blijken
emergency = noodgeval, nood-
to emphasise (emphasis) = benadrukken
to employ = in dienst nemen / hebben
to enable = in staat stellen
to encounter (encounter) = ontmoeten, tegenkomen
to encourage (encouragement) = aanmoedigen
endurance = uithoudingsvermogen
to endure = verdragen
to enforce = de hand houden aan, (krachtig) uitvoeren
to enhance = bevorderen
to ensure = garanderen
enterprise = onderneming / ondernemingslust
to entail = inhouden, met zich meebrengen
entire, entirely = geheel
entitled: to be ~ to = recht hebben op
entity = eenheid
environment = omgeving / milieu
environmental = milieu-
to envy (envy) = jaloers zijn op
equal = gelijk(e)
equally = evenzeer, in gelijke mate
to equip = uitrusten
equipment = uitrusting
era = tijdperk
essentially = in hoofdzaak
to establish = vestigen
establishment = gevestigde orde
estate = landgoed / nieuwbouwwijk / terrein
to estimate = schatten
eternal (eternity) = eeuwig
event = gebeurtenis
eventually = uiteindelijk, tenslotte
evidence = bewijs(materiaal)
evil = kwaad(willig)
to evolve (evolution) = zich ontwikkelen
to evoke (evocation) = oproepen
to exaggerate = overdrijven
to exercise = (uit)oefenen
exercise = oefening / lichaamsbeweging
exciting (excitement) = spannend, opwindend
exhausted (exhaustion) = uitgeput
to exhibit (exhibition) = tentoonstellen
to exile (exile) = verbannen, in ballingschap sturen
to exist (existence) = bestaan
to expand (expansion) = uitbreiden
expense: at the ~ of = ten koste van
expenses = (on)kosten
to experience (experience) = ondervinden, ervaren
to exploit (exploitation) = uitbuiten
to explore (exploration) = verkennen
explorer = ontdekkingsreiziger
to expose = aan het licht brengen, openbaren / aan de kaak stellen
to expose to (exposure) = blootstellen aan
to extend (extension) = (zich) uitbreiden
extensive = uitgebreid
extent = mate
extinct (extinction) = uitgestorven
to extinguish (extinction) = doven, blussen
to face = onder ogen zien, het hoofd bieden / geconfronteerd worden met
they face = hun staat ... te wachten
facility = faciliteit / gemak
factual = feitelijk
to fade = (langzaam) verdwijnen, verbleken
to fail (failure) = mislukken / zakken voor (een examen)
to fail to = er niet in slagen te / nalaten te, niet...
fairly = tamelijk
faith = geloof
fake = namaak-
to fake = namaken / doen alsof
familiar = bekend, vertrouwd
famine = hongersnood
to fancy (fancy) = leuk vinden, vallen op
fashionable (fashion) = modieus
fatal = fataal / dodelijk
fate = (nood)lot
favour = gunst
favour: in ~ of = ten gunste van / vóór
feature = kenmerk / (gelaats)trek
fee = bedrag / tarief
fellow = mede-
female = vrouwelijk
fertile (fertility) = vruchtbaar
fiction = roman(s) / verzinsel
fictional = denkbeeldig
fierce = hevig, fel
figure = figuur / getal
fine = boete
to fire = schieten / ontslaan
firm = 1) firma, bedrijf, 2) stevig
to fit = passen
flaw = fout, tekortkoming, smet
to flood (flood) = overstromen
to flourish = gedijen, bloeien
force = dwang / kracht / geweld
to force = dwingen
former = voormalig, ex- / eerstgenoemde
formerly = voorheen, vroeger
good fortune = geluk
fortunate = fortuinlijk, gelukkig
to found (foundation) = oprichten, stichten / funderen
frankly = eerlijk gezegd
to frighten (fright) = schrik / angst aanjagen
fulfilling = bevredigend
fuss = drukte, gedoe
in future = voortaan
in the future = in de toekomst
to gain = verkrijgen, verwerven / winnen
gain = winst / stijging
gap = kloof, gat
to gather (gathering) = verzamelen
gear = uitrusting / versnelling
gender = sekse, geslacht
general practitioner (GP) = huisarts
generous (generosity) = edelmoedig, royaal
genuine = echt / oprecht
gesture = gebaar
gimmick = truc, vondst
to graduate = afstuderen, een opleiding voltooien
grant = (studie)beurs / subsidie
to grant = geven, toekennen
to take for granted = als vanzelfsprekend aannemen
to grasp = (be)grijpen
grateful = dankbaar
grave = 1) ernstig, 2) graf
greedy (greed) = gulzig, hebberig
grief = verdriet / leed
gross = bruto
to guard (guard) = bewaken
to guess = raden
to handle = omgaan met
hapless = betreurenswaardig
hardship = tegenspoed, ontbering
to harm (harm) = schaden
harmful = schadelijk
harmless = onschuldig, onschadelijk
to harvest (harvest) = oogsten
to haunt = voortdurend achtervolgen, kwellen / regelmatig bezoeken
haunted: a ~ mansion = een spookhuis
hazard = gevaar, risico
headline = krantenkop
to heighten = verhogen
heir = erfgenaam
hence = vandaar
herd = kudde
hereditary (heredity) = erfelijk
heritage = erfgoed
hero = held / hoofdpersoon (in verhaal)
heroine = heldin / hoofdpersoon (in verhaal)
to hijack (hijacking) = kapen
Home Office = ministerie van Binnenlandse Zaken
Home Secretary = minister van Binnenlandse Zaken
hooligan = vandaal
hostage = gijzelaar
hostile (hostility) = vijandig
huge = enorm, geweldig (groot)
human (humanity) = 1) mens, 2) menselijk, van de mens
humble = nederig
to humiliate (humilitation) = vernederen
ignorance = onwetendheid
to ignore = negeren, geen notitie nemen van
illiterate (illiteracy) = analfabeet
imminent = dreigend
impact = invloed, inwerking / inslag
to impede (impediment) = belemmeren
to imply (implication) = suggereren / met zich meebrengen
to impose = opleggen
to impress (impression) = indruk maken
impressive = indrukwekkend
to improve (improvement) = verbeteren
incentive = prikkel, stimulans
incidentally = trouwens / af en toe
inclined: to be ~ to (inclination) = de neiging hebben om
to include = bevatten
to increase (increase) = (doen) toenemen, vergroten
increasingly = in toenemende mate
indefinite = onbeperkt / onbepaald
independent (independence) = onafhankelijk
to indicate (indication) = aangeven / aanwijzen
indifference = onverschilligheid
indigenous = autochtoon
indignant (indignation) = verontwaardigd
to indulge in (indulgence) = zich te buiten gaan aan, toegeven aan
inevitable = onvermijdelijk
infidelity = ontrouw
to inflict = opleggen
to inherit (inheritance) = erven
to inhibit (inhibition) = remmen, belemmeren
initially = aanvankelijk
injury = letsel
innovative = vernieuwend
to inquire = informeren
inquiry = vraag / informatie / onderzoek
to insist (insistence) = met klem beweren, erop staan, volhouden
instantly = onmiddellijk
to intend (intention) = van plan zijn
interest = belang / belangstelling / rente
to interrogate (interrogation) = ondervragen
invariably = steevast, onveranderlijk
to invent (invention) = bedenken, uitvinden
to investigate (investigation) = onderzoeken
to involve (in) (involvement) = met zich meebrengen, betrekken (bij)
irrespective of = ongeacht
issue = kwestie, probleem / uitgave / nummer (van een tijdschrift)
Jewish (Jew) = joods
to join = samenvoegen / zich voegen bij
joint = 1) gezamenlijk, 2) gewricht, verbindingsstuk / stickie
judge = rechter
to judge (judgement) = (be)oordelen
to justify (justification) = rechtvaardigen
juvenile = jeugd-
keen = enthousiast / scherp (van gehoor, wind)
to keep up with = bijhouden
labour (labourer) = arbeid
to lack (lack) = gebrek hebben aan, missen
largely = grotendeels
lasting = duurzaam, langdurig
lately = de laatste tijd, onlangs
to launch (launch) = lanceren / op touw zetten
lawful (law) = wettig / wettelijk
lawsuit = rechtszaak
layer = laag
lecture = lezing / college
legal = wettelijk / wettig
legislation = wetgeving
leisure = vrije tijd, recreatie
level = niveau, mate
to liberate (liberation) = bevrijden
likely = waarschijnlijk
limit = grens
to limit = beperken
to link (link) = verbinden
litter = afval
lunatic = gek
to magnify = vergroten
main = voornaamste
mainly = voornamelijk, vooral
to maintain (maintenance) = handhaven / onderhouden / beweren
major = 1) belangrijkst / meerderjarig, 2) majoor
majority = meerderheid, het overgrote deel
Malé = mannelijk
manual = 1) met de hand, hand-, 2) handleiding
to manufacture (manufacturer) = fabriceren
marital = huwelijks-
massacre = massamoord
massive = enorm / massaal
mature (maturity) = rijp / volwassen
means = middel(en)
in the meantime = ondertussen
meanwhile = ondertussen
measure = maat / maatregel
to measure = meten
medieval = middeleeuws
merciful = genadig, barmhartig
merciless = genadeloos
mercy = genade
merely = alleen maar, enkel, en alleen
to merit (merit) = verdienen
minor = 1) minder (belangrijk), 2) minderjarige
minority = minderheid
miserable (misery) = ellendig
mishap = ongeluk
to mock (mockery) = bespotten, de spot bedrijven met
modest (modesty) = bescheiden
to modify (modification) = wijzigen
to monitor = toezicht houden op
mood = stemming, humeur
mortal (mortality) = sterfelijk
motorist = automobilist
to mutate (mutation) = veranderen
multitude = menigte
muscular (muscle) = gespierd
mutual = wederzijds
native = 1) oorspronkelijke bewoner, 2) autochtoon, inheems, geboorte-
to neglect (neglect, negligence) = verwaarlozen
nerve = zenuw / moed
to nod (nod) = knikken
notable = opmerkelijk
notably = met name
to note = nota nemen van, opmerken / opletten
notice = mededeling
to notice = mededeling
notion = idee / begrip
notorious = berucht
novel = 1) roman, 2) nieuw
novelist = romanschrijver
novelty = nieuwtje
numerous = talrijk
nutrition = voeding
nutritious = voedzaam
obedient = gehoorzaam
to obey (obedience) = gehoorzamen
to object to (objection) = bezwaar maken tegen
objective = 1) objectief, 2) doel(stelling)
obligatory = verplicht
to oblige (obligation) = verplichten
to observe (observation) = waarnemen / in acht nemen / opmerken
to obtain = verkrijgen
obvious, obviously = duidelijk, voor de hand liggend
occasion = gelegenheid
occasional = af en toe
to occupy (occupation) = bezetten / bezig houden
to occur (occurrence) = gebeuren, voorvallen
odd = oneven / eigenaardig, vreemd
offence = overtreding / belediging
to offend = kwaad doen / beledigen
offender = overtreder
offensive = agressief, aanvallend / beledigend, aanstootgevend
offspring = nakomeling(en)
old-fashioned = ouderwets
to omit (omission) = weglaten
opportunity = kans, gelegenheid
to oppress (oppression) = onderdrukken
orphan = wees
out-dated = ouderwets, achterhaald
outrage = woede, verontwaardiging / wandaad / schande
outrageous = schandelijk / buitensporig
overall = over het geheel genomen
to overlook = over het hoofd zien
overwhelming = overweldigend
to owe = schuldig zijn / te danken hebben aan
pagan = heiden(s)
to participate in (participation) = deelnemen aan
pastime = tijdverdrijf
patience = geduld
patient = 1) geduldig, 2) patient
patronising = neerbuigend
pedestrian = voetganger
to penetrate (penetration) = doordringen
to perceive (perception) = waarnemen / bemerken
perilous (peril) = gevaarlijk
perpetual = voortdurend
to persist (persistence) = volhouden / voortduren
persistent = volhardend
to persuade (persuasion) = overhalen, ervan overtuigen
phenomenon = fenomeen, verschijnsel
physician = arts
to pile (pile) = (op)stapelen
plain = 1) vlakte, 2) duidelijk / simpel
pointless = zinloos
to police = controleren, toezicht uitoefenen
poll = (opinie)peiling
to pollute (pollution) = vervuilen
posh = chic
to precede = voorafgaan
precious = waardevol, kostbaar / dierbaar
to predict (prediction) = voorspellen
pregnant (pregnancy) = zwanger
to be prejudiced (prejudice) = bevooroordeeld zijn
premature = te vroeg (geboren) / voorbarig
preoccupied with = volledig in beslag genomen door
to prescribe = (een medicijn) voorschrijven
prescription = recept / voorschrift / preparaat
present (adj.) = huidig / aanwezig
at present = nu, tegenwoordig
to preserve (preservation) = bewaren, (be)houden
presumably = vermoedelijk
to presume (presumption) = veronderstellen / de vrijheid nemen
to prevent (from) (prevention) = voorkomen, verhinderen
previous = vorig, voor(af)gaand
pride = trots
to pride yourself on = prat gaan op
principal = 1) school, 2) hoofd-, belangrijkste
process: to be in the ~ of = bezig zijn te
to proclaim (proclamation) = verkondigen
profound = diepgaand
progress = vooruitgang
prolonged = langdurig
to promise (promise) = beloven
property = eigenschap / eigendom
proportionately (proportion) = verhoudingsgewijs
to propose (proposal) = een voorstel / aanzoek doen
to prosecute (prosecution) = gerechtelijk vervolgen
prosecutor = aanklager
prospect = vooruitzicht
to prosper = bloeien
prosperity = welvaart
prosperous = welvarend
to protect (protection) = beschermen
to prove (proof) = bewijzen / blijken (te zijn)
to provide = verschaffen, opleveren
publisher = uitgever
pun = woordspeling
to purchase (purchase) = (aan)kopen
purpose = doel
to pursue (pursuit) = achtervolgen / doorzetten / beoefenen
pursuit of = jacht op
qualified = bevoegd
to qualify = in aanmerking komen
to raise = optillen / verhogen / grootbrengen
random = willekeur(ig)
range = verscheidenheid, scala, reeks
to range from ... to ... = variëren van ... tot ...
rank = rang
ransom = losgeld
to rape (rape) = verkrachten
rapid = snel
rare (rarity) = zeldzaam
rate = snelheid / cijfer / percentage / mate
to ration (ration) = rantsoeneren, verdelen
to reason = redeneren
to reassure (reassurance) = geruststellen
to recall = zich herinneren
recipient = ontvanger
to recognise (recognition) = (h)erkennen
to recollect (recollection) = zich herinneren
to recommend (recommendation) = aanbevelen
to reconcile (reconciliation) = verzoenen / verenigen
to record (record) = opnemen / vastleggen, registreren
to recover (recovery) = herstellen / terugkrijgen
rectangle (rectangular) = rechthoek
redundant (redundancy) = overbodig
to refer (reference) = verwijzen
to reflect (reflection) = weergeven / nadenken / weerspiegelen
to refuse (refusal) = weigeren
refuse = afval
regard = achting / opzicht
to regard = beschouwen
regard = achting
in this regard = in dit opzicht
regard: with ~ to = met betrekking tot
regardless (of) = ongeacht
regulation = regel(ing), voorschrift
to reign (reign) = regeren, heersen
to reinforce (reinforcement) = versterken
to reject (rejection) = afwijzen, verwerpen
to rejoice = zich verheugen
to release (release) = vrijlaten / uitbrengen (film, boek)
reliable (reliability) = betrouwbaar
to relieve (relief) = verlichten
relieved (relief) = opgelucht
reluctant (reluctance) = onwillig
to rely on (reliance) = vertrouwen op
to render (rendition) = maken
renowned (renown) = vermaard, beroemd
to remind (reminder) = herinneren aan
remote = ver weg, afgelegen
to remove (removal) = verwijderen
to repeat (repetition) = herhalen
repeatedly = herhaaldelijk
to represent = vertegenwoordigen / weergeven
to require (requirement) = vereisen
to resemble (resemblance) = lijken op
to resign = zijn ontslag nemen, aftreden
to resist (resistance) = zich verzetten
Resolution = vast voornemen, besluit / oplossing
To resolve = een oplossing vinden voor
resources = hulpbronnen / middelen / voorraden
in this respect = in dit opzicht
to respond (response) = reageren, antwoorden
to restore (restoration) = restaureren
to restrict (restriction) = beperken
to retain = behouden
to retire (retirement) = zich terugtrekken / met pensioen gaan
to retreat (retreat) = zich terugtrekken
to reveal (revelation) = onthullen, aan het licht brengen
to reverse (reverse, reversal) = omdraaien
to review (review) = recenseren, bespreken
to revive (revival) = weer tot leven brengen
to reward (reward) = belonen
rid: to get / be ~ of = kwijtraken, kwijt zijn / zich ontdoen van
to ridicule = belachelijk maken
riot = rel, oproer
rioter = relschopper
risky = riskant, gevaarlijk
rivalry = rivaliteit
to roar (roar) = brullen
rock = rots
to row = roeien / ruziemaken
row = ruzie / rij
rubbish = rommel / onzin
rude = onbeleefd
rule = regel
to rule = heersen / bepalen, beslissen
to rush = zich haasten / rennen
rush hour = spitsuur
ruthless = meedogenloos
to sack = ontslaan
to sacrifice (sacrifice) = opofferen, offeren
to sample (sample) = proeven / testen
sane (sanity) = verstandig, geestelijk gezond
to satisfy (satisfaction) = bevredigen
to save = sparen / redden
scared = bang
scheme = project / systeem
scholar = geleerde
scholarship = studiebeurs
science = wetenschap
scientific = (natuur)wetenschappelijk
scientist = (natuur)wetenschapper
to search = zoeken
second-rate = tweederangs
segregation = rassenscheiding
to seize = grijpen
sensation = gevoel
sense = gevoel / verstand / zintuig
sensible = verstandig
sensitive = gevoelig
to sentence = veroordelen
to separate (separation) = scheiden, uit elkaar gaan
separate = apart
to serve = dienen / bedienen
to settle = zich vestigen / afhandelen, regelen
sévère = ernstig / streng
shallow = ondiep
shame = schaamte / schande
shame: what a ~! = Wat jammer!
to share (share) = delen
sheer = puur
to shift = (ver)schuiven, (zich) verplaatsen
shore = kust
significant (significance) = belangrijk
similar = gelijk, soortgelijk
simultaneous = tegelijkertijd
sincere = oprecht
single = alleenstaand / één enkele
site = locatie, terrein
size = grootte, omvang
skilful (skill) = bekwaam, vaardig, vakkundig
skull = schedel
slum = achterbuurt
smooth = glad / soepel
solar = zonne-
sole = 1) enige, 2) (voet)zool
to solve (solution) = oplossen
sound = 1) gezond / verstandig, 2) klank, geluid
to sound (sound) = klinken / peilen
spacious = rui
species = (dier- of planten-)soort
spokesman / spokesperson = woordvoerder
to spot = ontdekken
staff = personeel
stage = podium, toneel / stadium / punt
stain = vlek, smet
to stain = besmeuren
to be at stake = op het spel staan
to starve (starvation) = van honger omkomen, verhongeren
to state (statement) = verklaren
steady = vast, constant / gestaag
steep = steil
to stir = bewegen / roeren
to stress (stress) = benadrukken
string = reeks / touw(tje)
to struggle (struggle) = worstelen, vechten
stubborn = koppig
stunning = verbijsterend
subject = onderwerp / onderdaan
subject to = onderhevig aan
subsequent = later, erop volgend
substance = stof, materie / essentie
subordinate = ondergeschikte
suburbia (suburban) = de voorsteden
to succeed (succession) = opvolgen
successor = opvolger
to suffice = voldoende zijn
sufficient = voldoende
suicide = zelfmoord
suitable = passend, geschikt
to summon (summons) = (op)roepen
superfluous = overbodig
superstitious (superstition) = bijgelovig
to supplement (supplement) = aanvullen
to supply = verschaffen, leveren
supply = voorraad
to support (support) = (onder)steunen
supposedly = zogenaamd / vermoedelijk
to suppress (suppression) = onderdrukken
surgeon = chirurg
surgery = chirurgie: chirurgische ingreep
surplus = overschot
to surround = omringen
surroundings = omgeving
to survey (survey) = onderzoek doen naar, een overzicht geven van
to survive (survival) = overleven
to suspect (suspicion) = verdenken, vermoeden
suspect = verdacht(e)
suspicious = verdacht / wantrouwig
sustainability = duurzaamheid
to swallow = slikken
tabloid = sensatiekrant, schandaalblad
to tackle = aanpakken, oplossen
target = doel
to tease = plagen
tedious = vervelend
to tempt (temptation) = in verleiding brengen
to tend (tendency) = de neiging hebben
to tend to be = meestal zijn
tension = spanning
tentative = voorlopig, proef-
theft = diefstal
thorough = grondig
to threaten (threat) = (be)dreigen
thriving = bloeiend, welvarend
thus = op deze manier
to tie to = (ver)binden aan
tiny = heel erg klein
tool = gereedschap, instrument
topic = onderwerp
to torture (torture) = martelen / kwellen
tough = taai / moeilijk, lastig
toxic = giftig
to trace (trace) = opsporen
trace = spoor
to trade (trade) = handelen
to trap (trap) = (in een val) vangen
treasure = schat
to treat (treatment) = behandelen
treaty = verdrag
tremendous = geweldig
trial = gerechtelijk onderzoek / poging / beproeving
tribe = (volks)stam
truancy = spijbelen
truant = spijbelaar
to turn out = blijken
to turn up = komen opdagen, verschijnen
ultimate = uiteindelijk, eind-
to underestimate = onderschatten
upbringing = opvoeding
to upset = van streek brengen
to urge = dringend verzoeken, aansporen
urge = behoefte, drang, drift
use = nut, zin / gebruik
to utter (utterance) = uiten
utter(ly) = uiterst
vain = ijdel / vergeefs
in vain = tevergeefs
valid (validity) = geldig
to value (value) = waarderen / taxeren
to vanish = verdwijnen
vast = enorm groot
vehement = krachtig
vehicle = voertuig
veil = sluier
verdict = vonnis, uitspraak
vicar = dominee
vice = ondeugd, slechte eigenschap
vicious = gemeen, wreed
view = mening, opvatting / uitzicht
viewer = (tv)kijker
vigorous (vigour) = krachtig / energiek
villain = schurk, boosdoener
to violate (violation) = schenden
violent (violence) = gewelddadig
virtually = vrijwel
virtue = deugd, goede eigenschap
visible = zichtbaar
to voice = uiten
to volunteer (volunteer) = zich (als vrijwilliger) aanmelden
vow = gelofte
vulnerable = kwetsbaar
wage(s) = loon
wallet = portefeuille
want = gebrek
warehouse = pakhuis
wary of = bedacht op, op zijn hoede voor
to waste (waste) = verspillen
waste = afval
way to give ~ to = voorrang verlenen aan / plaatsmaken voor
wealth = rijkdom
weird = griezelig, raar
will = testament
willing = bereid
wit (witty) = geestigheid
to witness (witness) = getuigen van / getuige zijn van
to worsen = verslechteren
worthwhile = de moeite waard
to yield (yield) = opleveren, opbrengen / toegeven
to abandon = in de steek laten
abandonment = de verlating
able = in staat, bekwaam
ability = vermogen
to abolish = afschaffen
abolition = de afschaffing
to abound = in overvloed voorkomen
abundance = de overvloed
abuse = misbruik, mishandeling
abusive = beledigend, grof
accessible = toegankelijk
accesibility = de toegankelijkheid
to accompany = vergezellen
accompaniment = begeleiden
to accomplish = volbrengen
accomplishment = presteren
to accomodate = onderbrengen, huisvesten
accommodation = de huisvesting
to account = verslag doen van
account = verslag
to accumulate = opstapelen
accumulation = de opeenstapeling
to accuse = beschuldigen
accusation = de beschuldiging
to achieve = presteren, bereiken
achievement = de prestatie
to acknowledge = erkennen
acknowledgement = de erkenning
to aqcuire = verwerven
acquisition = de verwerving
to act = handelen, doen
act = daad, wet
ad = advertentie
to add = toevoegen
addition = de toevoeging
addicted: to be - to = verslaafd zijn aan
addiction = verslaving
to address = adresseren, aanspreken
to adjust = (zich) aanpassen
adjustment = aanpassing
to admire = bewonderen
admiration = de bewondering
to admit = toegeven, toelaten
admission = de toegeving
fictional = denkbeeldig
fierce = hevig, fel
figure = figuur, getaal
fine = boete
to fire = schieten, ontslaan
firm = firma, bedrijf, stevig
to fit = passen
flaw = fout, tekortkoming, smet
to flood = overstromen
to flourish = gedijen, bloeien
force = dwang, kracht, geweld
to force = dwingen
former = voormalig, ex-, eerstgenoemde
formerly = voorheen, vroeger
Fortune, good = geluk
fortunate = fortuinlijk, gelukkig
foundation = stichting
to found = oprichten, stichten, funderen
frankly = eerlijk gezegd
fright = schrik
to frighten = schrik / angst aanjagen
fulfilling = bevredigend
fuss = drukte, gedoe
Future, in = voortaan
Future, in the = in de toekomst
to gain = verkrijgen, verwerven, winnen
gain = winst, stijging
gap = kloof, gat
gathering = verzameling
to gather = verzamelen
gear = uitrusting, versnelling
gender = geslacht, sekse
general practitioner (GP) = huisarts
generosity = gulheid
generous = edelmoedig, royaal
genuine = echt, oprecht
gesture = gebaar
gimmick = truc, vondst
to graduate = afstuderen, een opleiding voltooien
grant = (studie)beurs, subsidie
to grant = geven, toekennen
Granted, to take for = als vanzelfsprekend aannemen
to grasp = (be)grijpen
grateful = dankbaar
grave = ernstig, graf
greed = hebzucht
greedy = gulzig, hebberig
grief = verdriet, leed
gross = bruto
guard = bewaker
to guard = bewaken
to guess = raden
to handle = omgaan met
hapless = betreurenswaardig
hardship = tegenspoed, ontbering
harm = schade
to harm = schaden
harmful = schadelijk
harmless = onschuldig, onschadelijk
harvest = oogst
to harvest = oogsten
to haunt = voortdurend achtervolgen, kwellen, regelmatig bezoeken
A haunted mansion = een spookhuis
hazard = gevaar, risico
headline = krantenkop
to heighten = verhogen
heir = erfgenaam
hence = vandaar
herd = kudde
Heredity = erfelijkheid
hereditary = erfelijk
heritage = erfgoed
hero = held (hoofdpersoon)
heroine = heldin (hoofdpersoon)
Hijacking = kaping
to hijack = kapen
Home Office = ministerie van Binnenlandse Zaken
Home Secretary = minister van Binnenlandse Zaken
hooligan = vandaal
hostage = gijzelaar
hostility = vijandigheid
hostile = vijandig
humanity = menselijkheid
human = mens, menselijk
to humiliate = venederen
humiliation = vernedering